ECLI:NL:RBDHA:2024:16527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.38950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 9 september 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder opgelegde maatregel van bewaring op 11 augustus 2024 te laat is omgezet, waardoor eiser onterecht twee dagen in bewaring heeft doorgebracht. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de huidige maatregel van bewaring vanaf 30 september 2024 onrechtmatig is. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, met terugwerkende kracht tot de datum van de uitspraak. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.100,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, en zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 10 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38950
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Jankie),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: R. Hopman ).

Procesverloop

De minister heeft op 9 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 september 2024 ( zaaknummer NL24.35237) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat uit de uitspraak van deze rechtbank van 30 september 2024 (zaaknummer: NL24.36154) is gebleken dat de omzetting van de aan de huidige maatregel voorafgaande maatregel van bewaring te laat heeft plaatsgevonden. Het voortduren van de maatregel van 9 september 2024 is daarom onrechtmatig en er dient een schadevergoeding te worden toegekend.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van 30 september 2024 volgt dat de eerder opgelegde maatregel van bewaring van 11 augustus 2024 te laat is omgezet en dat eiser daardoor twee dagen op een onjuiste grondslag en daarmee onrechtmatig in bewaring heeft doorgebracht. De rechtbank is met eiser van oordeel dat de vaststelling van deze onrechtmatigheid door moet werken in de beoordeling van de huidige maatregel. Wat de minister daarover in het verweerschrift heeft aangevoerd leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank oordeelt daarom dat de huidige maatregel vanaf 30 september 2024 onrechtmatig is en beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van vandaag. Het beroep is gegrond.
6. De rechtbank ziet in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om ambtshalve tot het oordeel te komen dat de maatregel van bewaring eerder opgeheven had moeten worden.
7. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht termen aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor - vanaf 30 september 2024 - 11 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 11 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.100,-.
8. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.100,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
Deze uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl en is uitgesproken en bekendgemaakt op:
10 oktober 2024