In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister, ondanks een uitdrukkelijk verzoek, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten.
Eisers hebben hun aanvraag op 26 april 2023 ingediend. De rechtbank heeft eerder, op 27 februari 2024, een beroep tegen het niet tijdig beslissen op deze aanvraag gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De minister heeft echter niet binnen deze termijn een besluit genomen, wat aanleiding gaf tot het tweede beroep op 15 mei 2024.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 200 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast worden de proceskosten van € 437,50 aan eisers vergoed, evenals het door hen betaalde griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van D.J. Deitz, griffier.