ECLI:NL:RBDHA:2024:17030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting en voortvarendheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van eiser, die op 15 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft eerder, op 29 juli 2024, deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De huidige procedure betreft de vraag of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het sluiten van het eerdere onderzoek op 23 juli 2024 nog steeds rechtmatig is.
Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is binnen een redelijke termijn, aangezien hij sinds 15 juli 2024 in vreemdelingenbewaring zit en er geen datum is voor zijn presentatie aan de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank overweegt echter dat, hoewel er geen concrete datum is, er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is. De rechtbank wijst erop dat de Marokkaanse autoriteiten enige tijd nodig hebben om de afgifte van een laissez-passer te regelen en dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting.
Daarnaast betoogt eiser dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. De rechtbank concludeert dat de minister wel degelijk voortvarend heeft gehandeld, gezien de frequentie van de vertrekgesprekken en de rappellen bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.