ECLI:NL:RBDHA:2024:16908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/7157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek wegens ernstige en herhaaldelijke hinder

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door de burgemeester. Eisers, een gezin met twee kinderen, ervaren ernstige overlast van hun buurman, die lijdt aan een autismespectrumstoornis. De burgemeester heeft het verzoek om handhaving afgewezen, stellende dat er onvoldoende bewijs is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De rechtbank constateert echter dat de burgemeester niet zorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de overlast. De rechtbank wijst op eerdere meldingen van overlast en een civielrechtelijke uitspraak die bevestigt dat er sprake is van ernstige hinder. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester zijn besluit niet voldoende heeft gemotiveerd en dat de belangen van eisers niet adequaat zijn afgewogen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en gebiedt de burgemeester om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere overwegingen in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg),
en

de burgemeester van [plaats] , verweerder

(gemachtigde: mr. drs. M. Janssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 september 2023 afgewezen (“het bestreden besluit”).
1.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt en verweerder verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. [1] Verweerder heeft daarmee ingestemd.
1.3.
Verweerder heeft gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. Derde-belanghebbende ( [naam] ) is in kennis gesteld van deze beroepsprocedure en in de gelegenheid gesteld als belanghebbende deel te nemen. [naam] heeft hier niet op gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers wonen met hun twee opgroeiende kinderen in [plaats] . Op korte afstand achter hen woont [naam] . De woning en tuin van [naam] grenzen aan de tuin van eisers.
3. [naam] krijgt begeleiding in verband met een autismespectrumstoornis. Hij heeft moeite met het verdragen van het leefgeluid uit de woning van eisers, met name de geluiden van de kinderen.
4. Sinds 2020 ervaart het gezin overlastgevend gedrag van [naam] . Vanaf mei 2020 hebben eisers herhaaldelijk meldingen gedaan bij de politie. De meldingen betreffen het opzettelijk veroorzaken van geluidsoverlast door luide muziek ten gehore te brengen, het uiten van beledigingen en het richten van scheldpartijen aan leden van het gezin.
5. Eisers hebben verweerder op 9 september 2022 verzocht om handhavend op te treden tegen de door hen als ernstig en herhaaldelijk ervaren woonoverlast. [2] Verweerder heeft dit verzoek op 10 oktober 2022 afgewezen. In de bezwaarprocedure tegen dat besluit heeft de commissie bezwaarschriften geconcludeerd dat verweerder onvoldoende onderzoek had verricht. Daarop heeft verweerder de afwijzing bij besluit van 11 april 2023 herroepen en nader onderzoek verricht.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder opnieuw beslist tot afwijzing van het handhavingsverzoek. Hieraan is ten grondslag gelegd dat bestuurlijke handhaving tegen woonoverlast een laatste redmiddel is. Omdat er een civielrechtelijke procedure door eisers in gang is gezet tegen de overlast, moeten eerst de gevolgen van de uitspraak van de civiele rechter worden afgewacht. Daarna moet de coördinator woonoverlast nog de ruimte krijgen om een oplossing te vinden. Verder moet vanwege de grote gevolgen die handhaving kan hebben, onomstotelijk vaststaan dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke overlast. Volgens verweerder is niet gebleken van ernstige scheldpartijen en de geluidsoverlast is volgens verweerder voornamelijk aan de orde in het buitenseizoen, waardoor de herhaaldelijkheid wordt doorbroken. De ernst van de harde muziek is ook niet eenduidig vast te stellen. Verder betwijfelt verweerder of [naam] in staat is om zich aan een eventuele maatregel te houden.
Wat stellen eisers in beroep?
7. Volgens eisers heeft verweerder geen zorgvuldig onderzoek verricht. Verweerder heeft geen acht geslagen op verschillende bewijsstukken.
8. Verweerder geeft daarnaast een onjuiste uitleg aan zijn bevoegdheid tot handhaving. Ten onrechte meent verweerder dat handhaving tegen woonoverlast een laatste redmiddel is, waarvan pas gebruik mag worden gemaakt als onomstotelijk vaststaat dat sprake is van ernstige en herhaaldelijke overlast. Verweerder miskent daarmee zijn verplichting tot handhaving en onderzoek. Daar komt bij, dat verweerder een te hoge drempel aanlegt voor het bewijs van de ernst van de overlast, door te eisen dat sprake is van voortdurende, ononderbroken overlast.
9. Verder heeft verweerder de belangen, rechten en vrijheden van eisers en hun gezin niet meegewogen.
10. Verweerder moet tot handhaving overgaan. De overlast is ernstig en voortdurend, terwijl alle overige middelen zijn uitgeput. Er is geen reden om aan te nemen dat [naam] niet aan een maatregel zou kunnen voldoen. Als verweerder de belangen van [naam] wil ontzien, kan hij op zijn minst een waarschuwing geven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Regelgevend kader
11. In de bijlage is de relevante wet- en regelgeving opgenomen.
12. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, moet ervoor zorgen dat door gedragingen in of vanuit die woning of vanaf dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester (verweerder) is bevoegd tegen schending van deze zorgplicht op te treden, door oplegging van een dwangsom of een last onder bestuursdwang. [3] Daarbij kan verweerder aanwijzingen geven over wat de overtreder moet doen of nalaten om verdere schending van de zorgplicht te voorkomen. [4] Deze bevoegdheid dient als een laatste redmiddel en is pas aan de orde als er geen andere geschikte manier is om de overlast tegen te gaan. Verweerder heeft beleidsruimte bij de vaststelling of sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder die aanleiding geeft tot handhavend optreden [5] , waaronder de afweging of er nog een geschikt alternatief voor handhaving is. [6] In het beleid [7] is verder een stappenplan opgenomen, waarbij eerst een waarschuwing wordt gegeven, alvorens tot handhaving wordt overgegaan. De rechtbank acht dit beleid redelijk.
Is sprake van ernstige en herhaaldelijke hinder?
13. Verweerder heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat een maatregel in de zin van het Instrument een laatste redmiddel is en dat dit vanwege de ingrijpende gevolgen enkel kan worden ingeroepen als onomstotelijk vaststaat dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke overlast.
14. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar de woonoverlast en geconcludeerd dat er sprake is van scheldpartijen en geluidsoverlast door harde muziek. De scheldpartijen zijn volgens verweerder niet als ernstig te kwalificeren en er is geen sprake van ernstige geluidsoverlast omdat niet is vast te stellen of de muziek dagelijks hard en gedurende een aantal uur te horen is. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat het herhaaldelijk karakter wordt doorbroken omdat de overlast niet het hele jaar voortduurt.
15. Niet duidelijk is aan welke criteria verweerder heeft getoetst. Er is geen steun te vinden voor deze gehanteerde criteria in het recht en ook niet in een normale taalkundige uitleg
.In het Instrument is geen omschrijving gegeven van “ernstige en herhaaldelijke hinder”. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de vraag of sprake is van ernstige of herhaaldelijke hinder aansluiting kan worden gezocht bij de hindercriteria zoals neergelegd in artikel 5:37 van het BW. Of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, hangt blijkens de hindercriteria af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Voornoemd artikel ziet weliswaar op een ander kader – zijnde civielrechtelijke onrechtmatige hinder – maar aan de hierin neergelegde criteria kunnen wel handvatten worden ontleend voor het toetsingskader op grond van artikel 151d van de Gemeentewet. Wat het aspect van ‘herhaaldelijk’ betreft is er sprake van hinder met een grote frequentie die zich over een zeer lange periode uitstrekt en tot op de dag van vandaag doorgaat [8] .
16. Gelet op het door verweerder verrichte onderzoek en de toelichting van verweerder ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende en gebrekkig is gemotiveerd dat geen sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder blijkens de dossierstukken enkel de door eisers overgelegde stukken en filmpjes heeft bekeken. Verweerder baseert zijn standpunt met name op het meldingenoverzicht van de politie, waarvan 25 meldingen geluidshinder betreffen, en de door eisers overgelegde documenten en filmpjes. Verweerder stelt dat uit de inhoud hiervan wel blijkt dat er sprake is van harde (house)muziek maar dat niet duidelijk is hoe lang dit aanhoudt. Ook is verweerder van oordeel dat de herhaaldelijkheid van de geluidsoverlast weliswaar is aangetoond, maar dat deze wordt doorbroken omdat de overlast met name in de zomermaanden wordt ervaren. Voorts stelt verweerder dat op de opnames weliswaar gesproken teksten en gezang te horen zijn, maar dat deze niet altijd goed hoorbaar zijn, waardoor over de concrete inhoud geen uitspraken zijn te doen. Vervolgens concludeert verweerder evenwel dat de scheldpartijen moeten worden gekwalificeerd als onwelvoeglijk taalgebruik, nu ook nergens uit het dossier zou blijken dat eiseres zich hierdoor bedreigd voelen.
17. Deze motivering is naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de onder 15. genoemde hindercriteria, onvoldoende. De rechtbank is voorts van oordeel dat het in dit geval, waarbij de duur en de ernst van de overlast niet eenduidig kan worden vastgesteld, voor de hand had gelegen om grondig uit te zoeken wat de betreffende politieagenten ter plaatse hebben waargenomen. Ter zitting heeft verweerder verklaard de relevante stukken bij de politie te hebben opgevraagd, maar dat hij deze niet heeft gekregen. Dit had er volgens de rechtbank toe moeten leiden dat verweerder zelf, eventueel met behulp van externe deskundigen, ter plaatse onderzoek zou doen. Het onderzoek dat verweerder heeft verricht schiet tekort. Gelet op het gebrekkige onderzoek, kon de conclusie dat er geen sprake is van ernstige herhaaldelijke hinder, niet worden getrokken.
18. In het onderhavige geval is bovendien gebleken dat de civiele rechter bij haar vonnis van 23 januari 2023 heeft vastgesteld dat sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zonder nadere motivering niet tot een andere conclusie kon komen.
19. Het voorgaande brengt mee dat het bestreden besluit geen stand kan houden wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Andere geschikte maatregelen?
20. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat er nog geschikte alternatieven zijn om tot een oplossing te komen. Volgens verweerder zou het effect van de civielrechtelijke procedure nog moet worden afgewacht en kan de wooncoördinator nog met een oplossing komen.
21. Eisers hebben in 2023 een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt bij de civiele rechter. Bij vonnis van 23 januari 2023 is [naam] door de kortgedingrechter gelast tot het beëindigen van geluidsoverlast, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere overtreding, met een maximum van € 10.000,-. In het geding heeft [naam] toegezegd de overlast te zullen beëindigen. Daarbij is ook de afspraak gemaakt, dat eisers eventuele verdere overlast zullen melden in een Whatsapp-groep waarin de begeleiders van [naam] deelnemen. Desondanks heeft [naam] het kortgedingvonnis meerdere malen overtreden. Op 13 mei, 14 mei, 8 juli, 26 juli en 27 september 2023 heeft hij dwangsommen verbeurd, hetgeen overigens ook verklaart dat na oktober 2022 nauwelijks nog meldingen zijn gedaan. Het civielrechtelijk traject heeft dus zijn beslag gekregen en niet tot een oplossing geleid. Verweerder is daarom niet te volgen in zijn overweging, dat eerst het effect van de civielrechtelijke procedure moet worden afgewacht.
22. Daarbij komt, dat eisers [naam] meerdere keren hebben aangeschreven met het verzoek een einde te maken aan overlastgevend gedrag. Vanwege geluidsoverlast heeft de wijkagent aan [naam] een gele en een rode kaart gegeven en de geluidsapparatuur van [naam] op enig moment zelfs in beslag genomen. Ook hebben eisers zich gewend tot het Meldpunt Bezorgd van de gemeente [plaats] met het verzoek te interveniëren. In afstemming met de begeleiders van [naam] is eveneens een mediationtraject uitgeprobeerd. Ondanks deze inspanningen zijn eisers overlast blijven ervaren.
23. De rechtbank is van oordeel dat eisers met de reeds genomen maatregelen, alles hebben gedaan wat binnen hun macht ligt om de overlast te stoppen. In dit licht heeft verweerder onvoldoende duidelijk gemaakt welke geschikte maatregelen nog niet gebruikt zijn. Verweerder heeft niet kunnen aangeven welke concrete bijdrage de coördinator woonoverlast nog zou kunnen leveren aan een oplossing en waarom zijn bijdrage zou moeten worden afgewacht. Verweerders oordeel dat er nog geschikte alternatieven zijn, kan dus niet door de daarvoor gegeven motivering worden gedragen.
24. Tot slot overweegt de rechtbank als volgt.
De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of hij de hinder ernstig genoeg acht om bestuursrechtelijk optreden te rechtvaardigen. Hierbij dienen de belangen van de betrokkenen te worden afgewogen. Verweerder heeft in het onderzoeksverslag met name de belangen van [naam] uiteengezet en overwogen dat er twijfels zijn dat hij een maatregel daadwerkelijk uit zou kunnen voeren. Niet is nader gemotiveerd op grond waarvan verweerder tot die conclusie komt. De belangen van eisers zijn niet zichtbaar betrokken. Voor zover de burgemeester terughoudend is met het gebruiken van het Instrument omdat het kan worden ingezet in een burenruzie, is het blijkens de toelichting bij het Instrument ook mogelijk om beide partijen een maatregel op te leggen indien zij elkaar verwijten overlast te veroorzaken. Daarnaast biedt het stappenplan in het beleid eveneens een mogelijkheid om een schriftelijke waarschuwing te geven alvorens over te gaan tot oplegging van een herstelsanctie. Niet blijkt dat verweerder deze mogelijkheden heeft betrokken bij zijn afweging.

Conclusie en gevolgen

25. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit geen stand kan houden en wordt vernietigd.
26. De rechtbank kan niet toekomen aan een finale afdoening van het geschil. Een inhoudelijke beslissing of bestuurlijke handhaving op zijn plaats is, betreft een bevoegdheid die de burgemeester toekomt. Daarom zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de voorgaande overwegingen in deze uitspraak.
27. Eisers hebben in bezwaar en beroep gebruik gemaakt van rechtskundige bijstand en komen dan ook in aanmerking voor een vergoeding voor gemaakte proceskosten. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 1.750,-. [9] Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- gebiedt verweerder tot het nemen van een nieuw besluit met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 1.750,-;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Gemeentewet
Artikel 151d
1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.
Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Zoetermeer
Artikel 2:37a
Instrument woonoverlast
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt draagt er zorg voor dat:
• door gedragingen in of vanuit die woning of vanaf dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt of:
• in de onmiddellijke nabijheid van die woning of vanaf dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf tegen betaling in gebruik geeft draagt er zorg voor dat:
• door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt of:
• in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
3. Als de burgemeester naar aanleiding van een schending van de zorgplicht zoals verwoord in de leden 1 en 2 van dit artikel een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang oplegt kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.
4 De burgemeester stelt beleidsregels op ter uitvoering van het instrument tegen woonoverlast.

Beleid

Instrument woonoverlast Zoetermeer
Artikel 1 Het onderzoek
1. Voordat de burgemeester overweegt een maatregel vanwege woonoverlast op te leggen gelast hij eerst een onderzoek.
2. Het onderzoek betreft in ieder geval de inventarisatie van:
• de aanwezigheid van een dossier;
• de aard van de woonoverlast
• de ernst van de woonoverlast;
• de herhaaldelijkheid van de woonoverlast;
• de reeds genomen civielrechtelijke en/of bestuursrechtelijke maatregelen;
• de reeds genomen overige maatregelen;
• de antecedenten van betrokken partijen;
• de plaatselijke omstandigheden.
3. De burgemeester kan zich bij dit onderzoek laten bijstaan door externe deskundigen. 4. Van het onderzoek wordt een verslag opgemaakt.
Artikel 2 De afweging
1. Op basis van het onderzoeksverslag ingevolge artikel 1, lid 4 weegt de burgemeester de belangen van alle betrokkenen af.
2. De burgemeester vergewist zich ervan dat andere maatregelen niet effectief zijn en/of niet geschikt zijn.
3. Na de afweging bepaalt de burgemeester of de woonoverlast dermate ernstig is dat het opleggen van een maatregel gerechtvaardigd is.
4. De burgemeester kan binnen één casus aan meer betrokken partijen een maatregel opleggen.
Artikel 4 De aard van de maatregel
1. Per casus bekijkt de burgemeester wat de meeste geschikte maatregel is.
2. De maatregel kan een gebod inhouden om iets te doen en/of een gebod inhouden om iets te laten.
3. De woonoverlastveroorzaker moet in staat zijn de maatregel uit te voeren.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 2:37a van de Algemene Plaatselijke Verordening Zoetermeer (APV).
3.Artikel 2:37a, eerste lid van de APV, in samenhang met artikel 151d van de Gemeentewet.
4.Artikel 2:37a, derde lid van de APV.
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 34 007, nr. 3, blz. 11.
6.Tweede Kamer, vergaderjaar 2014 - 2015, 34 007, nr. 7, blz. 6. Zie ook: Afdeling Bestuursrechtspraak, 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2312.
7.Instrument woonoverlast Zoetermeer (Instrument).
8.Uitspraak van 12 november 2020 van de rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2020:6039.
9.Besluit proceskosten bestuursrecht, bijlage: € 875,- per punt in beroep, waarvan 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een wegingsfactor 1 (gemiddeld).