Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
a. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
b. ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep; en
c. alleen of samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico's daarvan draagt.
5.8. Nu eiser in de relevante periode niet behoorde tot de doelgroep van de Tozo, heeft het college hem ten onrechte bijstand op grond van die regeling verstrekt. Het college was daarom op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw bevoegd het recht op Tozo 1 tot en met 5 over het tijdvak van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2021 in te trekken en de reeds uitbetaalde Tozo-uitkering op grond van artikel 58, tweede lid, onder a, van de Pw van eiser terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat het college in eisers geval niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.
Conclusie en gevolgen