ECLI:NL:RBDHA:2024:1689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
AWB 23.11977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de overplaatsing van een asielzoeker naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen. Eiser, die in Nederland asiel heeft aangevraagd, heeft op 21 november 2023 de opvang verlaten en is met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft op 21 december 2023 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft zich afgemeld, maar heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat eiser nog belang heeft bij een uitspraak, ondanks zijn vertrek. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 16 maart 2023 asiel heeft aangevraagd en aanvankelijk als minderjarige is geplaatst in een opvangvoorziening. Echter, na onderzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is zijn geboortedatum aangepast naar 2002, waardoor hij als meerderjarig werd beschouwd. Eiser heeft betoogd dat verweerder ten onrechte zijn meerderjarigheid heeft aangenomen zonder dat dit in rechte is vastgesteld.

De rechtbank overweegt dat verweerder rekening moet houden met de specifieke situatie van kwetsbare personen, maar dat hij niet verplicht is om de gestelde minderjarige leeftijd van eiser te volgen zonder bewijs. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten tot overplaatsing naar een opvanglocatie voor meerderjarigen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/11977

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Beurden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 25 september 2023 om eiser over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen (het bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting, maar is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kort telefonisch deel te nemen aan de behandeling op zitting.

Vrijstelling griffierecht

3. Van een indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiser heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld. Gelet op wat eiser naar voren heeft gebracht over zijn inkomen, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Van eiser zal dan ook geen griffierecht worden geheven.

Beoordeling van de ontvankelijkheid

4. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van het ingestelde beroep, voordat zij aan een inhoudelijke beoordeling toe kan komen.
5. Uit het dossier blijkt dat eiser per 21 november 2023 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 12 december 2023 schriftelijk verklaard dat zij op 18 juli 2023 voor het laatst contact heeft gehad met haar cliënt.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [1] dient, wanneer een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, analoog aan deze rechtspraak, uit de onttrekking aan het toezicht en het ontbreken van contact met zijn vertegenwoordiger blijkt dat eiser geen prijs meer stelt op het verkrijgen van bijzondere opvang als minderjarige. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een oordeel over de rechtmatigheid van het besluit tot overplaatsing naar de opvang voor meerderjarigen. Hij stelt dat het ontbreken van procesbelang moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser, als gevolg van het bestreden besluit, sinds 25 september 2023 niet meer in een opvangvoorziening voor minderjarigen verblijft. Nu eiser op 21 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, heeft hij derhalve nog bijna twee maanden in de opvang voor meerderjarigen verbleven en heeft hij aldus geen toegang gehad tot voorzieningen die specifiek zijn toegesneden op de opvang van minderjarige asielzoekers. Daarom kan niet worden uitgesloten dat eiser, indien de rechtbank zou oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is, aanspraak maakt op schadevergoeding. Eiser heeft daarom belang bij een uitspraak op zijn beroep. Het beroep is dan ook ontvankelijk.

Beoordeling van het bestreden besluit

9. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
10. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat eiser op 16 maart 2023 asiel heeft aangevraagd in Nederland en dat hij bij die aanvraag heeft opgegeven dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2007. Eiser zou op dat moment dus 15 jaar oud zijn. Verweerder heeft eiser daarom geplaatst in een opvangvoorziening voor minderjarigen, eerst in Ter Apel, aansluitend in Breda. Wegens gerezen twijfel over eisers leeftijd heeft de IND [2] daar nader onderzoek naar verricht, waaruit onder meer is gebleken dat eiser in Italië geregistreerd is met als geboortedatum [geboortedatum 2] 2002. Daarom heeft de IND eisers geboortedatum per 16 mei 2023 aangepast naar [geboortedatum 2] 2002, en verweerder daarover bericht. Op 27 juli 2023 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van het voornemen hem over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Op 1 augustus 2023 heeft eiser daarop door middel van een schriftelijke zienswijze gereageerd.
11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het niet aan hem is om de leeftijd van eiser te beoordelen, maar dat hij daarvoor uit mag gaan van de door IND verstrekte gegevens, temeer daar eiser zelf geen authentieke en identificerende documenten heeft overgelegd waaruit zijn gestelde minderjarige leeftijd blijkt.
12. Eiser stelt dat verweerder heeft miskend dat de IND op onjuiste gronden tot wijziging van zijn persoonsgegevens heeft besloten. Ook voert hij aan dat verweerder niet mocht uitgaan van eisers meerderjarigheid zo lang niet in rechte vast staat dat hij niet minderjarig is. Tot dat moment geldt namelijk het vermoeden van minderjarigheid. Eiser verwijst daarvoor naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 juli 2022 in de zaak Darboe en Camara, [3] en naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 mei 2023. [4]
13. De rechtbank overweegt allereerst dat artikel 18a van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) bepaalt dat verweerder rekening moet houden met de specifieke situatie van kwetsbare personen. Indien de asielzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft, moet er specifieke steun en begeleiding worden geboden. Uit deze bepaling volgt dat verweerder weliswaar niet zelf de leeftijd van eiser kan vaststellen, maar dat hij wel gehouden is om te beoordelen of eiser bijzondere opvangbehoeften heeft. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder aan die verplichting geen gevolg heeft gegeven. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser voorafgaand aan het bestreden besluit op de hoogte is gesteld van het voornemen om hem over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen en dat hem de gelegenheid is geboden daarop te reageren. Eiser heeft daar ook gebruik van gemaakt. In de schriftelijke zienswijze heeft eiser geen melding gemaakt van bijzondere opvangbehoeften anders dan die welke verband houden met zijn gestelde minderjarigheid. Bovendien heeft verweerder er in het bestreden besluit op gewezen dat ook in de opvanglocaties voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden bestaan voor extra begeleiding van kwetsbare asielzoekers. Er is reeds daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder, in strijd met zijn zorgplicht op grond van artikel 18a van de Rva, tot overplaatsing van eiser heeft besloten.
14. Met betrekking tot het beroep van eiser op het arrest van het EHRM in de zaak Darboe en Camara, overweegt de rechtbank als volgt. In dit arrest heeft het EHRM onder meer overwogen dat, waar het betreft de bescherming van het recht van een gestelde minderjarige asielzoeker op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, [5] het vermoeden van minderjarigheid (
presumption of minor age) geldt. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet dat verweerder, voor wat betreft het bieden van opvang, zonder meer gehouden is de gestelde minderjarige leeftijd van eiser te volgen totdat in rechte is komen vast te staan dat hij niet minderjarig is. Uit het arrest volgt namelijk ook dat het vermoeden van minderjarigheid in de kern met zich meebrengt dat, in het geval twijfel is gerezen over de opgegeven leeftijd en de autoriteiten daarnaar onderzoek verrichten, de betrokkene in het kader van dat onderzoek over voldoende procedurele waarborgen kan beschikken. Daarbij wordt in het bijzonder gewezen op de aanstelling van een wettelijk vertegenwoordiger, de toegang tot een advocaat en
informed participationvan de gestelde minderjarige in het leeftijdsonderzoek. Door eiser is niet gesteld, noch is het de rechtbank gebleken dat het eiser aan voldoende procedurele waarborgen heeft ontbroken. Uit het dossier blijkt bovendien dat eiser, ondanks de twijfel die al kort na het indienen van de asielaanvraag over de opgegeven minderjarigheid ontstond, in de minderjarigenopvang is geplaatst en dat hij daar tot het bestreden besluit heeft verbleven. Uit het dossier blijkt verder dat eiser steeds toegang heeft gehad tot professionele rechtsbijstand, dat hij met behulp van zijn gemachtigde rechtsmiddelen heeft aangewend tegen zowel het besluit van de IND tot wijziging van zijn leeftijd als het besluit van verweerder om hem over te plaatsen naar een opvanglocatie voor minderjarigen, en dat hij steeds in voldoende mate over zijn procedurele mogelijkheden en de daarbij horende rechten en plichten is geïnformeerd. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder, in strijd met artikel 8 van het EVRM, het vermoeden van minderjarigheid onvoldoende in acht heeft genomen.
15. De beroepsgronden slagen niet. Verweerder heeft terecht besloten eiser over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717.
4.AWB 23/2857, ECLI:NL:RBDHA:2023:7412.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.