ECLI:NL:RBDHA:2024:16868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring is opgelegd op 26 augustus 2024 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder, op 9 september 2024, de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 oktober 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de vraag of er zicht op uitzetting naar Algerije is. Eiser betoogt dat dit zicht ontbreekt, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet zijn bevestigd door de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de maatregel van bewaring niet rechtmatig is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter G.H.W. Bodt in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.