ECLI:NL:RBDHA:2024:16868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.38149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring is opgelegd op 26 augustus 2024 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder, op 9 september 2024, de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was.

De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 oktober 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de vraag of er zicht op uitzetting naar Algerije is. Eiser betoogt dat dit zicht ontbreekt, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet zijn bevestigd door de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de maatregel van bewaring niet rechtmatig is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter G.H.W. Bodt in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 26 augustus 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring getoetst bij uitspraak van 9 september 2024. [1]
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 oktober 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 9 september 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 3 september 2024) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
3. Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt. Hoewel er voor eiser op 3 oktober 2024 een presentatie gepland staat bij de Algerijnse autoriteiten, is niet gebleken dat de identiteit en nationaliteit van eiser zijn bevestigd door de Algerijnse autoriteiten. Ook is niet gebleken dat de Algerijnse autoriteiten voor eiser een laissez-passer (lp) zullen afgeven.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser op 2 oktober 2024 gronden heeft ingediend tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Uit de voortgangsrapportage van 2 oktober 2024 blijkt dat er voor eiser op 3 oktober 2024 een presentatie staat gepland bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank begrijpt niet hoe op 2 oktober 2024 kan worden gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet zijn bevestigd door de Algerijnse autoriteiten, terwijl de presentatie pas op 3 oktober 2024 plaatsvindt. Op het moment van het sluiten van het onderzoek in deze procedure (op 8 oktober 2024) bevat het dossier geen aanwijzing dat er geen lp zal worden verstrekt voor eiser. Aan de Algerijnse autoriteiten mag ook enige tijd worden gegund om de afgifte van een lp in orde te maken. Eiser heeft op grond van het voorgaande onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
4. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 9 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14665.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.