ECLI:NL:RBDHA:2024:16855
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan eiseres de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen of eiseres te laat is uitgeplaatst naar het Justitieel Complex (JC) Zeist. Eiseres stelde dat zij niet tijdig was uitgeplaatst, omdat niet kon worden gecontroleerd of dit uiterlijk de dag na de oplegging van de maatregel had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de langere overplaatsing gerechtvaardigd was, aangezien de uitplaatsing meer dan 24 uur had geduurd. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf het moment van opleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiseres een schadevergoeding toe van € 1460,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.