ECLI:NL:RBDHA:2024:16811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/658069 / HA ZA 23-1074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelsgeschil over onbetaalde facturen en leveringsverplichtingen tussen Chinese en Nederlandse partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen ZHONGSHAN RUICHENG CLOTHING TEXTILE CO. LTD (ZRCT), een Chinese producent van dameskleding, en AMEBALANCE B.V. (AB), een Nederlandse onderneming die zich bezighoudt met de in- en verkoop van modeartikelen. De procedure is gestart door ZRCT, die AB heeft aangeklaagd voor het niet betalen van facturen voor geleverde kleding. De vordering van ZRCT omvat een bedrag van € 498.379,05 exclusief btw, vermeerderd met rente en kosten. AB heeft de vordering betwist en stelt dat zij een betalingsachterstand heeft, maar dat zij op basis van een mondelinge afspraak pas hoeft te betalen nadat zij zelf betaling heeft ontvangen van haar klanten. AB heeft ook een reconventionele vordering ingesteld, waarin zij schadevergoeding eist van ZRCT wegens een vermeende tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, omdat ZRCT de levering van de zomercollectie 2023 heeft stopgezet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van ZRCT in conventie toewijsbaar zijn, omdat AB de facturen niet heeft betaald en in verzuim is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat ZRCT tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de zomercollectie niet te leveren, maar dat AB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schade die zij stelt te hebben geleden. De rechtbank heeft de reconventionele vordering van AB afgewezen en de vordering van ZRCT toegewezen, met inachtneming van een verrekening van een bedrag dat AB op ZRCT kan verhalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer: C/09/658069 / HA ZA 23-1074
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
ZHONGSHAN RUICHENG CLOTHING TEXTILE CO. LTDte China,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: ‘ZRCT’,
advocaat: mr. R.A. van Elst,
tegen
AMEBALANCE B.V.te Nieuwerkerk aan den IJssel,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: ‘AB’,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 9 tot en met 15;
  • het tussenvonnis van 8 mei 2024, waarin een datum voor een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het bericht van AB van 9 juli 2024, met producties 10 tot en met 14;
  • de brief van ZRCT van 9 juli 2024, met een volmacht;
  • de mondelinge behandeling van 17 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ZRCT is gevestigd in China. Zij houdt zich bezig met de productie van dameskleding.
2.2.
AB is gevestigd in Nederland. Zij houdt zich bezig met de in- en verkoop van modeartikelen, waaronder textiel.
2.3.
Op 8 en 9 december 2022 heeft AB aan ZRCT drie opdrachten verstrekt voor de productie en levering van kleding voor de voorjaarscollectie 2023 (
Purchase Orders40, 41 en 43).
2.4.
ZRCT heeft de door AB bestelde kleding voor de voorjaarscollectie 2023 geproduceerd en geleverd aan AB. ZRCT heeft de leveringen bij AB in rekening gebracht met (i) factuur 2209011 van 3 december 2022, ter hoogte van € 460.055,61 en (ii) factuur 2309001 van 14 januari 2023, ter hoogte van € 101.190,26.
2.5.
AB heeft bij ZRCT nog een order geplaatst met betrekking tot de productie en levering van kleding voor de zomercollectie 2023.
2.6.
Op 15 maart 2023 hebben partijen een overeenkomst gesloten die zag op een betalingsachterstand die AB had bij ZRCT en, voor zover hier relevant, luidt als volgt:
Agreement of payment
March 15th, 2023
(…).
We hereby declare that AmeBalance will intent to pay the following amounts in the following timeframe:
15-03-2023 / 31-03-2023 (with margin of 7 days)
€ 300.000. Where€ 100.000have been paid today, march 16th 2023.
01-04-2023 / 15-05-2023
€ 300.000 - € 400.000
In total this amount will be€ 600.000 - € 700.000
(…).
Zhongshan Ruicheng Clothing Textile Co. Ltd will deliver the Summer23 collection – SS24 Samples and will proceed with production and deliver FW23 collection. There will be no holding of goods or any delays which will effect the deliveries of AimeBalance.
(…).
After 2/3 months around summer period, we will review this contract and we are able to work on the normal way – 30% before shipment and 70% in a certain amount of days after. The exact payment terms will be discussed with each other. This will all be defined in the new contract.”
2.7.
Bij e-mailbericht van 7 april 2023 heeft ZRCT kort gezegd aan AB geschreven dat de order voor de zomercollectie 2023 pas zal worden geproduceerd en geleverd indien AB de nog openstaande facturen voor de voorjaarscollectie 2023 van € 460.637,95 uiterlijk op 21 april 2023 volledig heeft betaald en een aanbetaling heeft gedaan op de bestelling voor de zomercollectie 2023.
2.8.
AB is niet overgegaan tot (aan)betaling aan ZRCT. ZRCT heeft de zomercollectie 2023 niet geleverd aan AB.
2.9.
Op 10 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag onder derden.
2.10.
Bij beslagexploot van 14 november 2023 heeft de deurwaarder in opdracht van ZRCT conservatoir derdenbeslag gelegd onder de bankrekening(en) van AB bij de Rabobank. Het proces-verbaal van conservatoir beslag is overbetekend op 21 november 2023. Uit een verklaring derdenbeslag van de Rabobank volgt dat het conservatoir bankbeslag doel heeft getroffen voor een bedrag van € 367,22.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
ZRCT vordert, samengevat, (na eisvermindering en -vermeerdering ter zitting, waarover hierna meer) dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis AB veroordeelt tot betaling aan ZRCT van:
a. € 498.379,05 exclusief btw aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente in de zin van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) van
€ 57.696, tot aan de dag van voldoening;
€ 4.581,23 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van voldoening;
€ 4.453,05 voor beslagkosten, te vermeerderen met (na)kosten en rente tot aan de dag van volledige betaling;
met veroordeling van AB in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
ZRCT legt nakoming van de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. ZRCT heeft in opdracht van AB kleding geproduceerd en geleverd voor de voorjaarscollectie 2023. Ondanks herhaalde sommatie daartoe heeft AB de in dat kader gefactureerde bedragen niet (volledig) voldaan. De betalingstermijn van de twee facturen is verstreken, de facturen zijn opeisbaar en AB is in verzuim, aldus ZRCT.
3.3.
AB concludeert tot afwijzing en voert verweer. AB betwist niet dat zij de twee facturen grotendeels onbetaald heeft gelaten en dat er een betalingsachterstand is. Echter, partijen werken al enkele jaren samen onder de mondelinge afspraak dat AB de facturen van ZRCT pas hoefde te betalen, nadat zij zelf betaling heeft ontvangen van haar eigen afnemers. AB heeft nog voor € 74.017,90 aan voorraad staan en is bereid die voorraad terug te leveren aan ZRCT, waarna dit bedrag in mindering kan worden gebracht op de openstaande som.
In reconventie
3.4.
AB vordert dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, ZRCT veroordeelt tot betaling aan AB van primair € 484.227,43, subsidiair € 59.866,28, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 24 januari 2024 (datum indiening conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) tot aan de dag van volledige voldoening, met veroordeling van ZRCT in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.5.
AB legt aan de vordering ten grondslag dat zij schade heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van ZRCT in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. ZRCT is in strijd met de afspraken van 15 maart 2023 over het inlopen van de betalingsachterstand en het voortzetten van de leveringen, toch overgegaan tot een leveringsstop. Er is sprake van crediteurenverzuim. De schade die AB als gevolg hiervan heeft geleden moet worden verrekend met de vordering van ZRCT. Daarna resteert een vordering van AB op ZRCT, niet andersom.
3.6.
ZRCT concludeert tot afwijzing en voert verweer. Zij betwist dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. De betalingsverplichting van AB zou niet eerst ontstaan nadat zij zelf betaling had ontvangen. Daarbij komt dat destijds niet alleen sprake was van een slechte liquiditeit van AB, maar ook van onrechtmatig handelen van AB, omdat zij inbreuk heeft gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van een andere klant van ZRCT. Daaraan wilde ZRCT niet meewerken en dat kon ook niet van haar worden verwacht. AB heeft geen vordering op ZRCT en kan niet tot verrekening overgaan, zeker niet van een voorraad die er niet eens is, aldus ZRCT.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat ZRCT in China gevestigd is. De rechtbank zal ambtshalve onderzoeken of zij rechtsmacht heeft om de zaak te beoordelen. Vervolgens komt aan de orde welk recht van toepassing is.
4.2.
Omdat AB gevestigd is in Nederland heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 4 lid 1, maar ook op grond van art 7 lid 1 sub b Brussel I bis Verordening (herschikking).
4.3.
Het gaat om de verkoop van goederen (productie en levering van kleding) tussen partijen die gevestigd zijn in China en Nederland. China en Nederland zijn aangesloten bij het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (‘Weens Koopverdrag’). Nu niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de overeenkomst tussen partijen uitdrukkelijk is uitgesloten van het toepassingsgebied van het Weens Koopverdrag, zijn in dit geschil de bepalingen van het Weens Koopverdrag van toepassing.
4.4.
Voor zover zich bij de beoordeling vragen voordoen die niet uitdrukkelijk in het Weens Koopverdrag zijn geregeld, moeten die vragen op grond van artikel 7 lid 2 van het Weens Koopverdrag beantwoord worden aan de hand van de algemene beginselen waarop het Verdrag berust of bij het ontbreken daarvan, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht.
4.5.
In artikel 4 lid 1 sub a van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) is bepaald dat een overeenkomst voor de koop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Omdat ZRCT als verkoper gevestigd is in China en omdat de productie als meest kenmerkende prestatie door haar aldaar is verricht, leidt dit in beginsel tot toepassing van Chinees recht als aanvullend recht. Echter, gelet op het debat tussen partijen en het feit dat ZRCT haar vorderingen heeft gegrond op Nederlandse wetsartikelen en zich ook ter onderbouwing van haar stellingen heeft beroepen op bepalingen uit het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, waarop ook AB zich vervolgens heeft beroepen ter motivering van haar verweer (in conventie), althans ter onderbouwing van haar stellingen (in reconventie), begrijpt de rechtbank dat partijen aanvullend op het Weens Koopverdrag en haar beginselen in het kader van dit geschil (stilzwijgend) hebben gekozen voor de toepassing van Nederlands recht op onderwerpen die niet uitdrukkelijk in het Weens Koopverdrag zijn geregeld en waarvoor algemene beginselen in het Verdrag ontbreken. Het Nederlands recht is derhalve aanvullend van toepassing op het Weens Koopverdrag.
De beoordeling
4.6.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen gezamenlijk worden behandeld, nu het verweer in conventie samenhangt met de eis in reconventie.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat AB uit hoofde van de overeenkomst tussen partijen de facturen van 3 december 2022 en 14 januari 2023 (2.4) voor de levering van de voorjaarscollectie 2023 heeft ontvangen en dat zij die voor een bedrag van, zoals ter zitting is gebleken, € 498.379,05 onbetaald heeft gelaten. AB heeft de hoogte van de facturen althans de nog openstaande som niet betwist en heeft erkend dat zij tot betaling daarvan had moeten overgaan.
4.8.
Artikel 53 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper verplicht is de koopprijs te betalen en de zaken in ontvangst te nemen, een en ander in overeenstemming met de eisen van de overeenkomst en het Verdrag. De verplichting van de koper om de prijs te betalen houdt tevens in dat hij de stappen onderneemt en formaliteiten vervult die krachtens de overeenkomst of eventuele wetten en voorschriften nodig zijn om de betaling mogelijk te maken (artikel 54 van het Weens Koopverdrag). Voorts volgt uit artikel 59 van het Weens Koopverdrag dat de koper de prijs moet betalen op de in de overeenkomst bepaalde of aan de hand van de overeenkomst en het Verdrag te bepalen datum, zonder dat de verkoper hierom behoeft te verzoeken of hiertoe enige formaliteit behoeft te vervullen.
4.9.
Ter zitting is duidelijk geworden dat partijen het erover eens zijn dat op 15 maart 2023 tussen hen een overeenkomst met onder meer nadere betalings- en leveringsafspraken tot stand is gekomen, dat die overeenkomst een tijdelijk karakter had van twee of drie maanden en dat die overeenkomst niet meer geldt. De betalingsafspraak die in de overeenkomst is opgenomen, is dus niet meer geldig.
4.10.
De door AB ingenomen standpunten dat partijen de mondelinge afspraak hadden dat AB de facturen van ZRCT pas hoefde te betalen, nadat zij zelf betaling heeft ontvangen van haar eigen afnemers en dat AB nog voor € 74.017,90 aan voorraad heeft staan en bereid is die terug te leveren aan ZRCT, waarna dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de openstaande som, helpen haar ook niet. De rechtbank zal deze passeren omdat deze standpunten gemotiveerd zijn betwist en AB niets heeft aangevoerd om een en ander vervolgens nader te onderbouwen.
4.11.
Dit betekent dat de vordering in conventie tot betaling door AB aan ZRCT van een bedrag van € 498.379,05 (exclusief btw) in beginsel zal worden toegewezen.
4.12.
AB stelt evenwel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van ZRCT, omdat zij de zomercollectie 2023 niet heeft geleverd. Daarmee heeft ZRCT volgens haar de afspraken van 15 maart 2023 geschonden en zelf bewerkstelligd dat AB niet meer aan haar betalingsverplichting kon voldoen. Omdat AB als gevolg van die tekortkoming schade zou hebben geleden, heeft zij een (tegen)vordering op ZRCT. ZRCT heeft een en ander betwist.
4.13.
Artikel 30 van het Weens Koopverdrag schrijft voor dat de verkoper de zaken moet afleveren, een en ander volgens de bepalingen van de overeenkomst en het Verdrag.
4.14.
Ter zitting is duidelijk geworden dat ZRCT niets aan AB heeft geleverd van de zomercollectie 2023. Daarmee heeft zij zich niet gehouden aan de overeenkomst van
15 maart 2023. Dit levert een tekortkoming op van ZRCT jegens AB in de nakoming van de overeenkomst.
4.15.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van ZRCT dat niet van haar kon worden verwacht dat zij de leveringen zou voortzetten vanwege enerzijds de betalingsachterstand en anderzijds een onrechtmatige daad van AB jegens een van haar andere klanten, wat AB heeft bestreden. ZRCT heeft bevestigd dat AB zich tot 7 april 2023 - de datum waarop ZRCT is teruggekomen op de afspraken van 15 maart 2023 (2.7) - heeft gehouden aan de nadere afspraken door op 31 maart 2023 een bedrag van € 300.000 af te betalen op andere openstaande posten dan hier in geschil (2.6). Voorts geldt dat ZRCT onvoldoende heeft onderbouwd dat AB inbreuk heeft gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van een van haar andere klanten, door slechts te verwijzen naar summiere, niet nader toegelichte stukken, waaruit dit geenszins valt af te leiden.
4.16.
Op grond van artikel 45 lid 1 sub b in samenhang met artikel 74 tot en met 77 van het Weens Koopverdrag rechtvaardigt een tekortkoming van de verkoper in de nakoming van de overeenkomst in beginsel vergoeding van schade die door de andere partij als gevolg daarvan wordt geleden.
4.17.
Dit betekent echter niet dat de reconventionele vordering van AB (dus) (volledig) moet worden toegewezen. AB heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de volledige gestelde schade heeft geleden als gevolg van genoemde toerekenbare tekortkoming van ZRCT. Hiertoe wordt overwogen als volgt.
4.18.
AB heeft de volgende opsomming van haar schade gegeven:
a)
gederfde brutowinst zomercollectie 2023
€ 282.513
b)
schade vanwege transport via de lucht in plaats van per schip
€ 44.381,38
c)
gederfde winst voorjaar 2024
€ 77.343,70
d)
gederfde winst zomer 2024
€ 64.690,75
e)
gemaakte kosten zomercollectie 2023
€ 15.298,60
TOTAAL
€ 484.227,43
4.19.
Hoewel niet valt uit te sluiten dat het niet-leveren van de zomercollectie 2023 voor AB tot schade heeft geleid ten aanzien van de hiermee verband houdende posten ‘gederfde winst 2023’ en ‘luchttransport’ (sub a en b), heeft AB onvoldoende onderbouwd dat zij deze schade in deze omvang werkelijk heeft geleden, ook nadat ZRCT dit gemotiveerd heeft betwist. De stukken die AB heeft overgelegd bieden evenmin houvast voor begroting van de schade anderszins. Vergoeding van schade uit hoofde van ‘gederfde winst 2024’ (sub c en d) is ook niet aan de orde. Uit niets blijkt dat AB deze schade werkelijk heeft geleden. AB heeft willen volstaan met overlegging van slechts een eenzijdig opgestelde, summiere opsomming die het aan voldoende aanwijzingen ontbreekt ter ondersteuning van haar stellingen. De rechtbank heeft AB dit ter zitting voorgehouden en erop gewezen dat de gestelde schade speculatief is, wat AB vervolgens heeft beaamd.
4.20.
Ter onderbouwing van de laatste schadepost (sub e) heeft AB facturen van derden overgelegd. ZRCT heeft niet betwist dat AB deze facturen van derden heeft betaald. AB heeft ter zitting (onweersproken) toegelicht dat haar activiteiten enkel verband houden met haar (voormalige) samenwerking met ZRCT.
4.20.1.
Met uitzondering van twee facturen van Eken Hospitality, waarvan AB niet voldoende duidelijk heeft gemaakt waar die op zien, is de rechtbank van oordeel dat de werkzaamheden die derden met onderstaande vijf facturen bij AB in rekening hebben gebracht, vergeefs zijn verricht voor de zomercollectie 2023 die niet is geleverd. De daarmee gemoeide kosten van € 10.811,81 zijn te beschouwen als schade die AB heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van ZRCT en moeten dan ook door haar worden vergoed. Nu met het voorgaande vaststaat dat AB onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld en onderbouwd dat zij de onder 4.18 gestelde schade voor het overige werkelijk heeft geleden, terwijl dit mede in het licht van de betwisting door ZRCT wel op haar weg had gelegen, wordt niet toegekomen aan bewijslevering.
Factuurdatum
Factuurnr
Omschrijving
Bedrag incl. btw
1
26 april 2023
JT/ZKH23022
Jingtian & Gongcheng
Juridisch advies Chinese advocaat
€ 5.631
2
28 februari 2023
IN-EAM211632
[bedrijfsnaam 1]
Fotoshoot 27 februari 2023
€ 1.452
3
9 maart 2023
F2023627
[projectnaam]
Locatiehuur 8 maart 2023
€ 839,26
4
9 maart 2023
2370185
[bedrijfsnaam 2] B.V.
Modelfotografie 27 februari 2023
€ 1.528,30
5
20 maart 2023
IN-EAM211639
[bedrijfsnaam 1]
Fotoshoot 8 maart 2023
€ 1.361,25
TOTAAL
€ 10.811,81
Beroep op verrekening
4.21.
De rechtbank heeft AB aldus begrepen dat zij zich in de eerste plaats beroept op verrekening van haar vordering, die dus € 10.811,81 inclusief btw bedraagt, met de vordering van ZRCT van € 498.379,05 exclusief btw (4.11).
4.22.
Het Weens Koopverdrag bevat geen bepalingen over verrekening. Uit dat wat hiervoor onder 4.5 is overwogen, volgt dat vragen die niet uitdrukkelijk in het Weens Koopverdrag zijn geregeld, moeten worden beantwoord naar Nederlands recht.
4.23.
Voor een geslaagd beroep op verrekening moet vast staan dat AB een opeisbare (tegen)vordering op ZRCT heeft (artikel 6:127 BW). Zoals ook door AB is aangevoerd blijkt uit de stukken dat ZRCT in het voorjaar van 2023 heeft aangegeven dat zij de zomercollectie niet meer ging leveren. Dat maakt dat op grond van artikel 6:83 sub c BW sprake is van een opeisbare vordering. AB is ingevolge artikel 6:127 BW bevoegd voornoemd bedrag van € 10.811,81 te verrekenen met het door ZRCT in conventie van AB aan hoofdsom gevorderde en voor toewijzing vatbare bedrag van € 498.379,05 exclusief btw. Hierbij geldt dat verrekening als een vorm van betaling moet worden beschouwd, welke betaling gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW eerst in mindering strekt op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en ten slotte pas op de hoofdsom en de lopende rente. De rechtbank zal deze systematiek hanteren bij het formuleren van het dictum ten aanzien van de hoofdvordering van ZRCT. De vordering van AB in reconventie zal als gevolg van de verrekening integraal worden afgewezen.
4.24.
De door AB gevorderde rente wordt, met inachtneming van dat wat hierna wordt overwogen onder 4.26, toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten
4.25.
Dan dient nog aan de orde te komen de door ZRCT gevorderde vergoeding van wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke kosten, waartegen AB geen verweer heeft gevoerd.
Rente
4.26.
Wettelijke handelsrente is toewijsbaar als het gaat om vertraging in de voldoening van een geldsom bij een handelsovereenkomst. Artikel 78 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat rente kan worden geheven over achterstallige betalingen. Het Verdrag legt de hoogte van de rente en het moment waarop het recht daarop ontstaat echter niet vast (vgl. HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70). Voor de hoogte van de gevorderde rente moet dus worden aangeknoopt bij aanvullend Nederlands recht.
4.27.
De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding. Toewijzing vanaf eerdere (factuur)datum, zoals ZRCT met haar eisvermeerdering ter zitting heeft gevorderd, wordt afgewezen. Het Weens Koopverdrag bevat geen bepalingen ten aanzien van een dergelijke eisvermeerdering. Uit artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat een eisvermeerdering schriftelijk bij conclusie of bij akte op de rol dient plaats te vinden. Daar komt bij dat ook de betalingsafspraken van 15 maart 2023 in de weg staan aan toewijzing van rente per factuurdatum.
Buitengerechtelijke kosten
4.28.
Op grond van artikel 74 van het Weens Koopverdrag kan aanspraak worden gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat het Verdrag niets bepaalt over de samenstelling en de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten, is Nederlands recht van toepassing. ZRCT heeft toegelicht dat zij bij de berekening van de buitengerechtelijke incassokosten is aangesloten bij de tarieven van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (‘het Besluit’) en bij dat wat in het rapport BGK-integraal is bepaald.
4.29.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van verzuim van de zijde van AB en dat ZRCT voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. AB heeft dit ook niet betwist. Het door ZRCT gevorderde bedrag (€ 4.581,23) is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief zoals in het dictum verwoord.
Proceskosten
In conventie
4.30.
De vordering van ZRCT om AB te veroordelen tot betaling van de beslagkosten is toewijsbaar. De rechtbank stelt de beslagkosten vast op € 364,05 voor deurwaardersexploten + € 676 voor griffierecht + € 3.502 voor salaris advocaat (1 punt x Tarief VII), derhalve in totaal € 4.542,05. De afzonderlijk gevorderde nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024: € 178). In geval van betekening wordt een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2024: € 92) en de explootkosten van betekening toegekend.
4.31.
AB is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ZRCT worden begroot op:
- dagvaarding
129,14
- griffierecht
5.061,00
(beslagrekest al onder 4.30)
- salaris advocaat
7.004,00
(2,00 punten × Tarief VII
à € 3.502)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.372,14
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.32.
Aangezien elk van partijen op enig punt als in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
4.33.
Al met al leidt het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt AB om aan ZRCT te betalen een bedrag van € 498.379,05 exclusief btw (hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 28 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt AB om aan ZRCT te betalen een bedrag van € 4.266,90 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 28 november 2023,
5.3.
verstaat dat op het onder 5.1 en 5.2 toegewezen bedrag in mindering strekt het door ZRCT op de voet van verrekening aan AB te betalen bedrag van € 10.811,81, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 24 januari 2024 (datum conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) tot de dag van volledige betaling, met toepassing van het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW,
5.4.
veroordeelt AB om aan ZRCT te betalen de kosten van conservatoir beslag, tot op heden vastgesteld op € 4.542,05, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.30 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien betaling binnen veertien dagen na aanschrijving uitblijft en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt AB in de proceskosten van € 12.372,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW en € 92 plus de kosten van betekening als AB hier niet tijdig aan voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen van AB af,
5.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
Type: 2513