Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- Mevrouw [naam 1] , (hierna: [naam 1] ) gevolmachtigd om de NV in deze procedure te vertegenwoordigen, bijgestaan door mr. Fransen;
- [gedaagde] voor zich, bijgestaan door mr. Maliepaard.
3.De feiten
4.Het geschil
- i) de volledige administratie van de NV, ongeacht de inhoud of aard van desbetreffende stukken, en
- ii) een chronologische toelichting met de daarbij behorende onderliggende stukken van de aan de NV onttrokken bedragen, zoals gespecificeerd in de dagvaarding sub 13 tot en met 15, op straffe van een dwangsom.
[bedrijfsnaam 2].
5.De beoordeling
te stellendat het ernstig verwijtbaar is dat [gedaagde] deze betalingen heeft gedaan, bijvoorbeeld op de in randnummer 5.10 van dit vonnis genoemde gronden. Reeds omdat de NV niets van dit alles heeft gedaan, zal de rechtbank niet overgaan tot omkering van de bewijslast.
[bedrijfsnaam 2](geen partij in deze procedure) is beoogd. De rechtbank volgt daarom [gedaagde] erin dat deze eiswijziging in strijd is met de goede procesorde en laat deze buiten beschouwing. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, ook voor zover de subsidiaire vordering zou zijn toegelaten, deze zou zijn afgewezen. De subsidiaire vordering is een vordering tot exhibitie als bedoeld in artikel 843a Rv. Daarom had de NV op zijn minst (onderbouwd) moeten stellen dat is voldaan aan de uit 843a lid 1 Rv voortvloeiende eisen. Daarover is niets gesteld in de akte wijziging eis en evenmin op de mondelinge behandeling. De NV heeft dus ook wat betreft de subsidiaire vordering niet aan haar stelplicht voldaan.