ECLI:NL:RBDHA:2024:1676
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na verstrijken overdrachtstermijn
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 30 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft de staatssecretaris op 13 september 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend op 18 juli 2019, welke niet in behandeling is genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen dit besluit op 21 februari 2020 ongegrond verklaard. Eiser stelt dat het besluit van 2 oktober 2019 geen betekenis meer heeft na het verstrijken van de overdrachtstermijn en dat de staatssecretaris opnieuw moet beslissen op de eerste asielaanvraag.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het verstrijken van de overdrachtstermijn betekent dat Nederland verantwoordelijk wordt voor de behandeling van de asielaanvraag, maar dit leidt niet tot de conclusie dat het eerdere besluit ingetrokken moet worden. De rechtbank wijst erop dat de datum van de opvolgende asielaanvraag, 30 september 2023, het vertrekpunt is voor de beoordeling van de niet-tijdige beslissing. De ingebrekestelling van 13 september 2023 is prematuur, aangezien de beslistermijn van zes maanden op de asielaanvraag pas eindigt op 30 maart 2024. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.