ECLI:NL:RBDHA:2024:16753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse eiseres afgewezen door minister, rechtbank oordeelt dat minister niet aan samenwerkingsplicht heeft voldaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1989, diende op 15 juli 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 7 augustus 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 9 oktober 2024, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de minister aanwezig zijn.

Eiseres stelt dat zij problemen ondervindt van haar familie in Marokko, vooral na haar scheidingen. Ze heeft ook aangegeven dat haar ex-man haar heeft bedreigd. De minister heeft de asielmotieven van eiseres beoordeeld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft voldaan aan de samenwerkingsplicht, omdat de problemen van eiseres in Turkije niet zijn beoordeeld, terwijl deze relevant zijn voor haar asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat het onderzoek van de minister gebrekkig is geweest en dat de minister een nieuw besluit moet nemen.

De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en oordeelt dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.31859
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres is van Marokkaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1989. Zij heeft op 15 juli 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 7 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft problemen met haar familie in Marokko. Dit kwam omdat eiseres door haar vader is uitgehuwelijkt en later van deze echtgenoot is gescheiden. Hierna is eiseres hertrouwd met een Turkse man, waarvan zij later ook is gescheiden. Eiseres geeft aan dat zij vanwege de scheiding fysiek en verbaal wordt lastiggevallen door haar familie. Verder zegt eiseres dat haar ex-man heeft gedreigd eiseres te vermoorden. Eiseres heeft drie kinderen die nog in Turkije zijn. Eiseres kon ook geen leven in Marokko opbouwen omdat er geen werk was.
1. Zaak NL24.31860.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister twee asielmotieven2: Eiseres geeft aan dat zij in Marokko economische problemen heeft gehad omdat er geen werk was in Marokko en dat het daardoor moeilijk is een leven op te bouwen. Verder heeft zij problemen met haar familie in Marokko. Dit kwam omdat haar vader haar had uitgehuwelijkt en eiseres later is gescheiden van deze man. Hierna is zij hertrouwd met een Turkse man, waarvan zij later is gescheiden. Eiseres gaf aan dat zij vanwege haar scheiding fysiek en verbaal werd lastiggevallen door haar familie.
Volgens de minister is dit de beoordeling van de asielmotieven:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig;
2) de problemen als gevolg van de echtscheiding zijn niet geloofwaardig.
De minister stelt zich hierover vervolgens op het standpunt dat identiteit, nationaliteit en herkomst deels geloofwaardig zijn, omdat de Marokkaanse nationaliteit geloofwaardig is. De problemen als gevolg van de echtscheiding worden ook ongeloofwaardig geacht. In dit kader werpt de minister eiseres tegen dat zij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en d, van de Vw.
Voor eiseres geldt Marokko als veilig land van herkomst. De minister concludeert dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Tijdens de zitting is aan de orde gesteld dat de minister enerzijds asielmotieven heeft gedefinieerd en dat anderzijds de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van wat voorheen relevante elementen waren, die weer niet overeenkomen met de gedefinieerde asielmotieven. De minister heeft tijdens de zitting toegelicht dat de asielmotieven wel zijn beoordeeld in de besluitvorming. Verder heeft de minister tijdens de zitting genuanceerd dat de tegenwerping ten aanzien van het niet zo spoedig mogelijk indienen van de asielaanvraag niet langer wordt meegenomen als argument ter onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van de Turkse nationaliteit.

Gronden van beroep en beoordeling daarvan

Aannemelijkheid Turkse nationaliteit en beoordeling problemen in Turkije
6. Eiseres voert in beroep aan dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat zij het bezit van de Turkse nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft een kopie van haar Turkse identiteitskaart overgelegd en een (digitaal) uittreksel uit het Turkse bevolkingsregister (een zogeheten
e-Devlet). De minister heeft verder verzuimd om de asielgerelateerde problemen van eiseres in Turkije te beoordelen. Al tijdens het gehoor is gebleken dat men eiseres alleen wilde horen over haar problemen in Marokko.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals eerder is overwogen door het Hof van Justitie van de EU verloopt de behandeling van een asielaanvraag in twee fasen3. In de eerste fase worden de feiten en omstandigheden vastgesteld ter staving van de asielaanvraag
2 Zie het voornemen, pagina 2.
3 zie het arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2012,
M. tegen Ierland, ECLI:EU:C:2012:744, punt 64.
en in de tweede fase wordt beoordeeld of de feiten en omstandigheden reden zijn om de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
In de eerste fase geldt tussen de vreemdeling en de minister een samenwerkingsplicht, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn. Volgens de samenwerkingsplicht mag de minister aan de ene kant van een vreemdeling verwachten dat hij alle elementen ter staving van zijn of haar verzoek zo spoedig mogelijk indient. Aan de andere kant moet de minister aan haar deel van de samenwerkingsplicht voldoen, zodat alle voor het onderzoek en de beoordeling van de asielaanvraag van een vreemdeling relevante feiten en omstandigheden aan het licht komen. Om hieraan te voldoen, moet de minister een vreemdeling in ieder geval in de gelegenheid stellen om persoonlijk te worden gehoord over zijn of haar asielverzoek.4
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht stelt dat verweerder in dit geval niet heeft voldaan aan haar samenwerkingsplicht, omdat tijdens het gehoor ‘Veilig land van herkomst’ ten onrechte niet is doorgevraagd naar haar problemen in Turkije. Eiseres is daardoor niet in de gelegenheid gesteld alle voor het onderzoek relevante feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Tijdens het gehoor ‘Veilig land van herkomst’ is eiseres expliciet5 door de gehoorambtenaar medegedeeld:
‘Ik wil het gesprek focussen op Marokko en niet op Turkije.’
De rechtbank volgt de minister niet in haar ter zitting ingenomen standpunt dat de problemen van eiseres in Turkije los staan van haar problemen in Marokko, Marokko is aangemerkt als veilig land van herkomst en de problemen van eisers in Turkije daarom niet relevant zijn. Om in de tweede fase van de beoordeling terecht te komen, moet de eerste fase wel correct zijn verlopen; het is immers niet mogelijk om het relaas te beoordelen, noch de relevantie te duiden van wat iemand aanvoert ter staving van zijn asielverzoek, als niet alle feiten en omstandigheden zijn verzameld. Op voorhand is ook niet uit te sluiten dat wat eiseres is overkomen in Turkije wèl relevant is voor de beoordeling van haar problemen in Marokko. Uit het gehoor ‘Veilig land van herkomst’ volgt dat de oorsprong van haar problemen ligt in Turkije en heeft eiseres onder meer opgemerkt Turkije en Marokko6 te haten en zowel door familieleden als haar ex-man in zowel Marokko als Turkije bedreigd te worden omwille van de scheiding.7
Verder heeft de minister tijdens de zitting toegelicht dat omdat eiseres originele en echt bevonden Marokkaanse identiteitsdocumenten heeft overgelegd, maar geen documenten ter onderbouwing van haar Turkse nationaliteit, ervoor is gekozen om het gehoor te richten op Marokko en de Marokkaanse nationaliteit van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat de minister, door op deze wijze te handelen, tijdens het gehoor een (impliciete) geloofwaardigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Het is echter niet aan de gehoorambtenaar om een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten. Die beoordeling hoort immers thuis in de tweede fase en mag niet voorafgaan aan de eerste fase. De rechtbank merkt op, al dan niet ten overvloede, dat de gang van zaken tijdens het gehoor van eiseres bovendien de schijn van vooringenomenheid wekt; ook dat hoort niet thuis in de eerste fase. De beroepsgrond slaagt. De minister heeft niet gehandeld conform de op haar rustende samenwerkingsplicht van artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn.
4 Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 20222, ECLI:NL:RVS:2022:2333, waarin ook verwezen wordt naar het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2020, in de zaak
[A], ECLI:EU:C:2020:579, punt 59-60.
5 rapport Gehoor veilig land van herkomst, pagina 14.
6 rapport Gehoor veilig land van herkomst, pagina 6.
7 rapport Gehoor veilig land van herkomst, pagina 14.
Verdere beoordeling
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het onderzoek van de minister betreffende de asielaanvraag van eiseres gebrekkig is geweest. De minister zal dit onderzoek naar de asielaanvraag opnieuw moeten verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het onderzoek in de eerste fase is spaak gelopen. Hoewel de rechtbank ziet dat eiseres haar Turkse nationaliteit niet met originele documenten heeft onderbouwd, niet duidelijk heeft gemaakt of zij een originele Turkse identiteitskaart heeft en het kopie van het uittreksel uit het bevolkingsregister onleesbaar is, komt de rechtbank daarom niet toe aan een beoordeling daarvan.
De rechtbank komt ook niet toe aan de vraag of de wijze waarop de minister de asielmotieven heeft geduid en deze vervolgens heeft beoordeeld aan de hand van twee andere elementen, de toets der kritiek kan doorstaan en overeen komt met het kader dat de minister voor zichzelf heeft neergelegd in de Werkinstructie 2024/6.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
11. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 augustus 2024;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.