ECLI:NL:RBDHA:2024:16724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
24/4707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wapenverlof op basis van strafrechtelijke veroordeling en vrees voor misbruik

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het door hem gevraagde verlof voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie. De korpschef van politie heeft deze aanvraag met het besluit van 14 augustus 2023 geweigerd, en het administratief beroep is door de minister van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser had twaalf jaar lang een wapenverlof zonder incidenten, maar zijn strafrechtelijke veroordeling tot 12 maanden gevangenisstraf voor verduistering in 2019 leidde tot vrees voor misbruik van het wapenverlof. De rechtbank oordeelt dat de korpschef en de minister terecht hebben geoordeeld dat er redenen zijn om te vrezen dat eiser het wapenverlof niet kan worden toevertrouwd, zoals neergelegd in artikel 7 van de Wet wapens en munitie (Wwm). De rechtbank stelt vast dat de vrees voor misbruik, zoals beschreven in de Circulaire wapens en munitie 2019, voldoende is om de aanvraag te weigeren.

De rechtbank concludeert dat de belangen van de veiligheid van de samenleving zwaarder wegen dan het belang van eiser om de schietsport uit te oefenen. Eiser kan in de toekomst opnieuw een aanvraag indienen, maar de huidige weigering is gerechtvaardigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen wapenverlof krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4707

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.N.O. Keita).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het door hem gevraagde verlof voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie.
1.1.
De korpschef van politie heeft deze aanvraag met het besluit van 14 augustus 2023 geweigerd. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 6 juni 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een wapenverlof. De korpschef heeft deze aanvraag afgewezen bij het primaire besluit, omdat ten aanzien van eiser grond is voor vrees voor misbruik van het wapenverlof en omdat het voorhanden hebben van wapens en munitie hem niet kan worden toevertrouwd. De korpschef heeft daartoe van belang geacht dat eiser op 26 maart 2019 door de rechtbank Noord-Holland een gevangenisstraf van 12 maanden is opgelegd voor kortgezegd verduistering.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de feiten en omstandigheden, gelet op onderdeel B/1.2 van de Circulaire wapens en munitie 2019 (Cwm), voldoende zijn om de conclusie van de korpschef te kunnen dragen.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser was twaalf jaar lang in het bezit van een wapenverlof en in die periode is er nooit enig voorval geweest waardoor het verlof ingetrokken moest worden. Sterker nog, eiser is meerdere jaren wapeninstructeur en voorzitter van de vertrouwenscommissie van een schietvereniging geweest. Beide schietverenigingen zouden eiser graag terug willen, daarmee toont eiser aan dat de besturen en leden het volste vertrouwen in hem hebben. Ook het feit dat eiser zelf zijn wapenverlof overgedragen heeft toen hij in detentie ging laat zien dat eiser hier verantwoordelijk mee om gaat. Het weigeren van het wapenverlof ervaart eiser als een straf die bovenop de gevangenisstraf komt. Hoewel eiser erkent dat zijn strafrechtelijke veroordeling juridisch juist was, hecht hij er aan te benadrukken dat hij er geen persoonlijk gewin uit heeft gehaald.
Wat zijn de regels?
5. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wwm wordt een verlof geweigerd indien er reden is om te vrezen dat de aanvrager het onder zich hebben van wapens en munitie niet kan worden toevertrouwd.
6. Het beleid dat verweerder voert ter uitvoering van de Wwm is neergelegd in de Cwm. Volgens onderdeel B/1.2 van de Cwm komt degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens en munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
Het weigeren dan wel intrekken van een verlof is uitdrukkelijk geen strafrechtelijke sanctie, maar is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Tegen de achtergrond van het eerdergenoemde maatschappelijke belang, is daarom reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken (of gemaakte) uitzondering – ook naar de vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [1] – voldoende reden om een verlof niet te verlenen respectievelijk in te trekken. Het spreekt voor zich dat die twijfel gebaseerd moet zijn op een objectief toetsbare motivering.
Voor de beoordeling van de vraag of in een bepaald geval vrees voor misbruik bestaat worden in dit onderdeel een aantal concrete criteria gegeven. De korpschef zal aan de hand van deze criteria in elk geval afzonderlijk moeten bezien of er sprake is van ‘vrees voor misbruik’.
Bij het onderzoek in verband met de vraag of er vrees voor misbruik bestaat kan gebruik worden gemaakt van informatie afkomstig uit de registers van de justitiële documentatie en van andere, politiële informatie, die afkomstig kan zijn uit verschillende bronnen.
Bij dergelijk onderzoek kan blijken van:
a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
b. andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
Ad a. (veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken) Strafbare feiten
De aanvrager of houder van een in de Wet wapens en munitie genoemde vergunning mag op het moment van de aanvraag en tijdens het houderschap niet:
(…)
b. binnen de laatste acht jaren zijn veroordeeld wegens:
1.het plegen van een misdrijf waarbij een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd;
(…).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank stelt voorop dat aan eiser is tegengeworpen dat er reden is om te vrezen dat aan hem het onder zich hebben van wapens of munitie niet kan worden toevertrouwd, zoals neergelegd in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wwm.
Eisers betoog dat het artikel uit het Wetboek van Strafrecht waarvoor hij is veroordeeld niet wordt genoemd in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wwm kan hem dan ook niet helpen.
8. In paragraaf B/1.2 van de Cwm is het beleid neergelegd van verweerder over de invulling van het criterium ‘vrees voor misbruik’. Verweerder voert daarin een restrictief beleid, dat inhoudt dat reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn voldoende reden is om een wapenverlof te weigeren. Enkel en alleen omdat aan eiser een gevangenisstraf is opgelegd wegens het plegen van een misdrijf (verduistering) is er geringe twijfel en voldoet hij aan het ‘vrees voor misbruik’ criterium uit onderdeel B/1.2 van de Cwm. Door de veroordeling is er immers al geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken uitzondering. In verweerders beleid wordt geen ruimte gelaten om de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd mee te wegen bij de beoordeling of sprake is van vrees voor misbruik. De rechtbank acht dit niet onredelijk gelet op het zware belang van veiligheid van de samenleving. Daarom heeft verweerder kunnen volstaan met een beoordeling die alleen op basis van de opgelegde straf is gemaakt en heeft hij niet ook het inhoudelijke strafvonnis hoeven betrekken.
9. Tegen de achtergrond van het maatschappelijke belang van de veiligheid van de samenleving is geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken uitzondering al voldoende reden om een verlof niet te verlenen. Nu verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat (geringe) twijfel bestond over het verantwoord zijn van het verlenen van een wapenverlof aan eiser, heeft hij het maatschappelijke belang van de veiligheid van de samenleving voor mogen laten gaan op het belang van eiser om de schietsport uit te oefenen. Verweerder heeft ook mogen meewegen dat er nog niet veel tijd is verstreken sinds eisers veroordeling. Daarbij is van belang dat de huidige weigering van het wapenverlof niet betekent dat eiser nooit meer een wapenverlof kan krijgen. Eiser kan een nieuwe aanvraag indienen. Dat de kans dat eiser fysiek nog in staat is te schieten met het vorderen der jaren kleiner wordt, heeft verweerder onvoldoende zwaarwegend mogen achten. Verweerder heeft overigens ter zitting verklaard dat zij zich kan voorstellen dat de veroordeling eiser niet de volle acht jaren zullen worden tegengeworpen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen wapenverlof krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1126.