ECLI:NL:RBDHA:2024:16717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/670774 / FA RK 24-5732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klacht inzake toedienen van medicatie en wilsbekwaamheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 september 2024, wordt een klacht behandeld die door verzoeker is ingediend tegen het toedienen van medicatie en de wilsbekwaamheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, geboren in 1964 en verblijvende bij Fivoor, heeft een klacht ingediend bij de klachtencommissie over het toedienen van medicatie en de verklaring van wilsonbekwaamheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker lijdt aan een kortdurende psychotische stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van verplichte zorg in de vorm van medicatie noodzakelijk en proportioneel is. De klacht van verzoeker wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een second opinion en schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet wilsbekwaam is en dat zijn verzet tegen de verplichte zorg niet kan worden gehonoreerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 oktober 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/670774 / FA RK 24-5732
Datum beschikking: 6 september 2024
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 en schadevergoeding ex art. 10:11 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 9 augustus 2024 ingediende verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende bij Fivoor, FPA te Den Haag,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoeker ingediend bij de klachtencommissie Fivoor (hierna: de klachtencommissie).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Fivoor (hierna: de zorgaanbieder).

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van 8 augustus 2024;
- het proces-verbaal ter zitting van 2 september 2024;
- de beschikking van de rechtbank op het verzoek tot schorsing van 21 augustus 2024.
Ter zitting is door de zorgaanbieder een ongedateerd en niet ondertekend document met de titel “Second opinion op verzoek klinische behandelaren” overgelegd. De tekst die in dit document is opgenomen is gelijkluidend aan de tekst van het eveneens door de zorgaanbieder overgelegde document met de titel “Overzicht van de voortgangsrapportage” dat als datum 22 augustus 2024 en als contactpersoon [naam 1] vermeldt.
Aan verzoeker wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een door deze rechtbank verleende zorgmachtiging van 12 april 2024 geldend uiterlijk tot en met
12 oktober 2024.
Verzoeker heeft bij brief van 7 november 2023 bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen het toedienen van medicatie (ex artikel 10:3 lid 1 sub f) en de wilsonbekwaamheidsverklaring (ex artikel 10:3 lid 1 sub a). Op grond van artikel 10:11 Wvggz heeft verzoeker verzocht om een schadevergoeding op basis van billijkheid toe te kennen.
Verzoeker heeft tevens verzocht om op grond van artikel 10:5, eerste lid, Wvggz de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie, te schorsen. Op 10 juli 2024 heeft de zorgaanbieder het schorsingsverzoek gehonoreerd in afwachting van de beslissing op de klacht, waardoor de klachtencommissie op dit verzoek geen beslissing meer heeft genomen..
De klachtencommissie heeft op 17 juli 2024 de klacht ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen. Deze beslissing heeft de klachtencommissie op 18 juli 2024 mondeling aan verzoeker meegedeeld en op 25 juli 2024 op schrift aan verzoeker toegezonden.
Verzoeker heeft bij verzoekschrift verzocht de door hem ingediende klacht alsnog gegrond te verklaren en een schadevergoeding op basis van billijkheid toe te kennen, alsmede de beslissing waartegen de klacht is gericht op grond van artikel 10:9, eerste lid, Wvggz, te schorsen.
De rechtbank heeft op 21 augustus 2024 het schorsingsverzoek afgewezen.
Op 2 september 202402 september 2024 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld door mr. E.E. Schotte als rechter-commissaris.
Daarbij zijn gehoord:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, N. Ashnaei;
- de GZ-psycholoog, N. de Kloet.
Verder waren aanwezig:
- de arts, [naam 2] ;
- de begeleidster, [naam 3] .

Standpunten partijen

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een psychose en dat hij wilsbekwaam is. Verzoeker verzet zich tegen het toedienen van medicatie, de urinecontroles en het niet eerbiedigen van zijn privacy door het zorgpersoneel door het tegen zijn wil betreden van zijn kamer. Hiertoe is door en namens verzoeker - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verzoeker zijn psychotische kwetsbaarheid erkent en dat hij ook erkent eerder psychotische episodes te hebben doorgemaakt, maar dat hij daar zonder medicatie vanaf is gekomen en op dit moment niet psychotisch is. Uit het overdrachtsverslag van [plaats 1] naar de FPA (productie 7) blijkt dat er geen zichtbare psychotische kenmerken aanwezig waren bij verzoeker toen hij werd opgenomen op de FPA. Verzoeker wil resocialiseren en psycho-educatie volgen, maar hij wil geen medicatie innemen omdat dit schadelijk is voor zijn lichaam en geest. Hij doet aan ‘self-healing’ en is eerder ook hersteld zonder medicatie. Het gebruik van alcohol en drugs is al heel lang niet meer aan de orde en verzoeker heeft voor de opname op de FPA in de P.I. [plaats 2] en in [plaats 1] steeds schone urinecontroles aangeleverd.
Verzoeker is wilsbekwaam en zijn verzet tegen deze vormen van gedwongen zorg dient gerespecteerd te worden. Indien er al sprake zou zijn van een psychische stoornis dan veroorzaakt deze louter een aanmerkelijke kans op schade voor verzoeker zelf (in de zin van langer opgenomen blijven), althans is er geen sprake van dreigend acuut levensgevaar. Verzoeker is in de twee eerdere psychotische episodes niet agressief geweest en er is geen patroon van agressie.
Het verslag van de onafhankelijk psychiater dat ter zitting als second opinion is overgelegd, is niet gedateerd en de handtekening ontbreekt. Voor verzoeker was het bovendien niet duidelijk dat het onderzoek in het kader van een second opinion heeft plaatsgevonden. In het verslag is verder onvoldoende onderbouwd waarom er sprake zou zijn van achterdochtswanen, dan wel van een psychose.
Verzoeker verzoekt daarom om de klacht gegrond te verklaren, een schadevergoeding toe te kennen van € 50 per keer voor het toedienen van medicatie, respectievelijk urinecontroles afnemen en het schenden van zijn recht op privacy zonder geldige titel, althans een schadevergoeding toe te kennen naar billijkheid. De advocaat betwist dat de ter zitting overgelegde second opinion aan de eisen voldoet en handhaaft daarom het verzoek om een second opinion.
Namens de zorgaanbieder is door de psychiater - kort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Bij opname van verzoeker op de FPA op 8 mei jl. is conform de wens van verzoeker eerst geprobeerd zijn toestandsbeeld zonder de inzet van medicatie te verbeteren. Tijdens de observatie werd gezien dat er sprake was van psychotische symptomen bij verzoeker en dat zijn resocialisatietraject vanuit die psychotische belevingen en waanideeën stagneerde. Begin juli is daarom besloten tot de toediening van medicatie en op 8 juli jl. heeft verzoeker zijn eerste depot toegediend gekregen. Verzoeker heeft inmiddels drie depots gehad, waarbij het meest recente depot een hogere dosis bevatte en er wordt langzaam een positieve omslag waargenomen. Verzoeker is minder defensief en meer bereid om naar de behandelaren te luisteren. De psychotische belevingen en waanideeën zijn minder op de voorgrond en de behandelaren hopen beter in samenwerking te kunnen komen met verzoeker opdat resocialisatie uiteindelijk wel mogelijk is. De verwachting is dat, als er nu gestopt zou worden met het toedienen van medicatie, verzoeker buiten de gereguleerde setting en in combinatie met alcohol- en cannabisgebruik psychotisch zal decompenseren en dat dit opnieuw tot een ernstig delict zal leiden. Verzoeker heeft aangegeven niet gemotiveerd te zijn om te stoppen met het gebruik van alcohol en cannabis.
De psychiater is van oordeel dat verzoeker ter zake van de psychische stoornis wilsonbekwaam is. Verzoeker is van mening dat hij niet ziek is, geen psychische stoornis heeft en zichzelf kan genezen met behulp van ‘self-healing’ terwijl verzoeker wel degelijk een psychische stoornis heeft waarvoor behandeling met medicatie nodig is en ook effectief is gebleken.
Het afnemen van urinecontroles valt volgens de psychiater onder de huisregels die gelden op de afdeling waar verzoeker verblijft, waardoor een aanzegging in de zin van artikel 8:9 Wvggz daar niet nodig voor is. Het zorgpersoneel klopt aan bij verzoeker op zijn kamerdeur, maar komt nooit onaangekondigd binnen. Dit gebeurt ook op basis van de huisregels.
Ten aanzien van het verzoek tot een second opinion heeft de psychiater naar voren gebracht dat verzoeker op 29 augustus 2024 nogmaals is onderzocht door de psychiater [naam 1] . De beoordeling door de onafhankelijk psychiater in het kader van een verlenging van de zorgmachtiging moet nog plaatsvinden. De psychiater die het onderzoek in het kader van de second opinion heeft uitgevoerd heeft mogelijk een verkeerde datum, namelijk 22 augustus 2024, in het systeem ingevoerd.
Namens de zorgaanbieder is door de GZ-psycholoog - kort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Verzoeker heeft vanaf het moment van opname duidelijk aangegeven nog altijd weerstand te hebben tegen een klinische opname en een inhoudelijke samenwerking is niet tot stand gekomen. Verzoeker heeft in gesprekken aangegeven geen behandeldoelen te hebben en de methodieken die in de kliniek worden gebruikt te betwisten. Ook heeft hij twijfels over de deskundigheid van de behandelaren. Het gebruik van medicatie zal er naar verwachting toe leiden dat bij verzoeker meer ruimte ontstaat om inhoudelijk tot behandeldoelen te komen.

Beoordeling

OntvankelijkheidDe rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift van verzoeker binnen de in artikel 10:7, tweede lid, Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Urinecontroles en het niet eerbiedigen van de privacy door het betreden van de kamerVerzoeker heeft in zijn beroep bij de rechtbank, anders dan in zijn verzoek bij de klachtencommissie, ook een klacht ingediend tegen het toepassen van de urinecontroles en het niet eerbiedigen van zijn privacy door het zorgpersoneel door het tegen zijn wil betreden van zijn kamer. De rechtbank is van oordeel dat zij alleen een beslissing kan nemen over de onderliggende klacht van verzoeker zoals die bij de klachtencommissie aanhangig is gemaakt. De rechtbank zal het klachtverzoek, voor zover het betrekking heeft op de urinecontroles en het niet eerbiedigen van de privacy, daarom niet behandelen.
Toedienen van medicatie
Voor het toepassen van verplichte zorg moet sprake zijn van ernstig nadeel dat wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. De rechtbank stelt vast, mede gelet op de beschikking van 12 april 2024 waarbij een zorgmachtiging is verleend en die inmiddels kracht van gewijsde heeft, dat bij verzoeker sprake is van een psychische stoornis, te weten een kortdurende psychotische stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde en achterdochtige kenmerken met een psychotische kwetsbaarheid. Verder is er sprake van beperkingen in het functioneren vanuit een autismespectrumstoornis.
De rechtbank stelt ook vast dat de psychische stoornis van verzoeker leidt tot ernstig nadeel. Tijdens de opname op de FPA is een psychotisch toestandsbeeld met waanideeën waargenomen bij verzoeker. Verzoeker is achterdochtig, stelt eisen aan zijn opname en er is sprake van een sterke mate van rigiditeit en gedachtes bij verzoeker die paranoïde aandoen. Hierdoor is nauwelijks tot geen samenwerking mogelijk met verzoeker waardoor zijn behandeling en resocialisatietraject stagneert.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, volgt dat de toepassing van verplichte zorg in de vorm van toedienen van medicatie proportioneel en noodzakelijk is ter afwending van het ernstig nadeel, ter stabilisatie van de geestelijke gezondheid van verzoeker, om de geestelijke gezondheid van verzoeker dusdanig te herstellen dat de autonomie zoveel mogelijk wordt herwonnen en om de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van verzoeker te stabiliseren of te herstellen.
Niet is gebleken dat er minder bezwarende alternatieven zijn. Aan het begin van de opname is, conform de wens van verzoeker, eerst geprobeerd om verzoeker zonder medicatie te behandelen. Het toestandsbeeld van verzoeker verbeterde echter niet waarop besloten is om over te gaan op het toedienen van medicatie, hetgeen ook in lijn is met de professionele standaard en het protocol. Vóór de toepassing van de verplichte zorg is geprobeerd om verzoeker te stimuleren tot het verlenen van instemming en medewerking aan toediening van het depot, maar verzoeker blijft zich verzetten tegen het toedienen van medicatie, waardoor een behandeling op vrijwillige basis niet mogelijk is.
Voorts is een dergelijke medicamenteuze behandeling over het algemeen doelmatig gebleken gezien de verbetering van het toestandsbeeld van verzoeker en is de verplichte zorg ook evenredig. Verzoeker heeft sinds 8 juli jl. meerdere depots toegediend gekregen en inmiddels is er dankzij de medicatie een verbetering in het toestandsbeeld van verzoeker waargenomen waarbij de psychotische belevingen en waanideeën minder op de voorgrond aanwezig zijn. De verwachting is dat het toestandsbeeld van verzoeker zonder het innemen van de medicatie weer zal verslechteren, met opnieuw stagnatie van de behandeling en de terugkeer in de maatschappij als gevolg.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor het verlenen van verplichte zorg. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de klacht van verzoeker ongegrond moet worden verklaard.
Wilsbekwaamheid
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van wilsbekwaam verzet en dat zijn verweer ten aanzien van de verplichte zorg daarom gehonoreerd dient te worden (ex artikel 10:3 lid 1 sub a Wvggz). De rechtbank overweegt dat aan de beschikking van 12 april 2024 een medische verklaring ten grondslag ligt die is opgemaakt door een onafhankelijke psychiater waarin verzoeker niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake is beoordeeld. Tevens is bij de aanzegging van de verplichte zorg ex artikel 8:9 Wvggz door de psychiater een uitgebreide beoordeling gedaan die ook betrekking heeft op de wilsonbekwaamheid van verzoeker. Uit deze stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat er geen ziektebesef- en inzicht is bij verzoeker ten aanzien van de stoornis en het gebruik van medicatie. Verzoeker ontkent de vastgestelde psychische stoornis en spreekt in plaats daarvan enkel van een ‘psychotische kwetsbaarheid’. Verzoeker vindt dat hij geen medicatie nodig heeft en dat de medicatie hem niet beter zal maken. Hij is ervan overtuigd dat hij middels ‘self-healing’ zal herstellen, terwijl door de behandelaren wordt gezien dat de psychotische symptomen zijn afgenomen sinds de toediening van de depotmedicatie. Verzoeker heeft zijn eigen overtuigingen over het ziektebeeld en neemt de deskundigheid van de behandelaren daar onvoldoende in mee. Daarbij stelt verzoeker zich achterdochtig op ten aanzien van eerdere beoordelingen door psychiaters. Verzoeker zegt mee te werken aan de aangeboden psycho-educatie, maar blijkt in de praktijk onvoldoende in staat tot introspectief redeneren. De rechtbank acht de tijdens beoordelingen door verschillende psychiaters vastgestelde wilsonbekwaamheid van verzoeker, onder meer in het kader van het verzoek om een zorgmachtiging en voorafgaand aan de start van de dwangmedicatie, voldoende onderbouwd en onderschrijft de visie dat van wilsbekwaam verzet bij verzoeker geen sprake is, zodat het verweer van verzoeker hieromtrent verworpen wordt.
Second opinionVerzoeker is het niet eens met de gestelde diagnose en verzoekt ten aanzien daarvan om een second opinion. De rechtbank overweegt dat aan de beschikking van 12 april 2024 een medische verklaring ten grondslag ligt die is opgemaakt door een onafhankelijke psychiater waarin de psychische stoornis is vastgesteld. Deze stoornis is ook waargenomen bij de beoordeling door de psychiater voor de aanzegging van de verplichte zorg ex artikel 8:9 Wvggz en is ter zitting opnieuw door de psychiater bevestigd en onderbouwd. Door verzoeker zijn onvoldoende concrete omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden vermoed dat deze diagnose niet juist is en waarom de beoordelingen van de verschillende psychiaters in twijfel moeten worden getrokken. Dat de psychische stoornis - waarschijnlijk dankzij de inmiddels ingezette medicatie - op dit moment minder op de voorgrond staat, betekent niet dat de stoornis er niet meer is. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan deze beoordelingen te twijfelen en is van oordeel dat verzoeker door het achterwege blijven van second opinion redelijkerwijs niet in zijn belangen wordt geschaad. Het verzoek om een contra-expertise of second opinion zal dan ook worden afgewezen.
SchadevergoedingDe rechtbank is van oordeel dat er gelet op het voorgaande geen grond is voor een schadevergoeding ex artikel 10:11 Wvggz. De rechtbank zal het verzoek om een schadevergoeding daarom afwijzen.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond;
wijst af het verzoek om een contra-expertise of second opinion;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot schadevergoeding;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. van den Dries, E.E. Schotte en S. van der Harg, rechters, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 oktober 2024.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Tegen de beslissing op de toekenning van schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.