ECLI:NL:RBDHA:2024:16692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/673615/KG RK 24-1406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure na einduitspraak

Op 15 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die zich niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere einduitspraak in de hoofdzaak, die op 18 september 2024 door dezelfde rechters was gedaan. De wrakingsprocedure is gestart op 4 oktober 2024, maar verzoeker heeft deze ingediend zonder tussenkomst van een advocaat, terwijl hij zich in de hoofdzaak verplicht had moeten laten vertegenwoordigen. Dit is in strijd met het geldende wrakingsprotocol van de rechtbank, dat vereist dat een dergelijk verzoek door een advocaat wordt ingediend. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. Bovendien is er geen reden voor een mondelinge behandeling, aangezien het verzoek niet aan de wettelijke vereisten voldoet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/75
zaak- /rekestnummer: C/09/673615 / KG RK 24-1406
Beslissing van 15 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. P. Dondorp, M. Knijff en W.J. Nomen,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 oktober 2024 met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2024;
- de brieven van 7 oktober 2024 van verzoeker met bijlagen, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer C/09/647470 HA ZA 23-424 tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid, meer in het bijzonder de Raad voor de Kinderbescherming), hierna: de hoofdzaak. In de hoofdzaak is op 18 september 2024 door de rechters einduitspraak gedaan.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het verzoek is gedaan nadat de rechters in de hoofdzaak einduitspraak hebben gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.3.
Bovendien betreft de hoofdzaak een zaak waarin verzoeker zich verplicht heeft moeten laten vertegenwoordigen. Op grond van artikel 1 lid 2 van het geldende wrakingsprotocol van de rechtbank Den Haag moet een verzoek tot wraking waarin de partij zich verplicht heeft moeten laten vertegenwoordigen, op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend door een advocaat. Het wrakingsverzoek is door verzoeker ingediend zonder tussenkomst van een advocaat, zodat verzoeker ook op deze grond niet-ontvankelijk zou zijn verklaard in zijn verzoek. Nu verzoeker al niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek op grond van hetgeen hiervoor in 3.2. is overwogen, bestaat er geen aanleiding meer om verzoeker alsnog een termijn te verlenen om zijn wrakingsverzoek door een advocaat te laten indienen.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, E.E. Schotte en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.