ECLI:NL:RBDHA:2024:16690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/1034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor kennismigrant op basis van UWV-advies

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘arbeid als kennismigrant’. De minister heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een advies van het UWV, dat concludeerde dat eiser niet voldeed aan de kwalificaties voor de functie Team-Drukker Labels en dat het geboden salaris niet marktconform was. Eiser had eerder een verblijfsvergunning voor een zoekjaar, maar zijn aanvraag voor de kennismigrantenregeling werd afgewezen omdat het UWV oordeelde dat hij niet over de juiste kwalificaties beschikte en het salaris niet binnen de bandbreedte van de cao Grafimedia viel.

De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de minister en het UWV. Eiser stelde dat het UWV-advies niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat hij procesbelang had, omdat hij en zijn partner in Nederland willen naturaliseren. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende procesbelang had, maar dat het UWV-advies wel degelijk zorgvuldig was en dat de minister zich daarop mocht baseren.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de eisen voor de kennismigrantenregeling. Het beroep is ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 30 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/1034

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,
(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘arbeid als kennismigrant’.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 30 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 januari 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen [1] , op 31 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D. Hosseini als tolk, de gemachtigde van de minister en [A] namens het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Op de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Eiser had van 1 juli 2021 tot 1 juli 2022 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘Zoekjaar hoogopgeleiden’.
3. Eiser legt aan zijn aanvraag van 1 november 2022 ten grondslag dat hij als kennismigrant wil gaan werken in de functie van Team-Drukker Labels in dienst van [werkgever] B.V. tegen een salaris van € 2.714,- bruto per maand (startsalaris € 2.300,- bruto per maand en een vaste onregelmatigheidstoeslag van € 414,-).
4. De minister heeft het UWV verzocht om een advies uit te brengen. Het UWV heeft in het advies van 27 maart 2023 geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de kwalificaties voor de functie Team-Drukker Labels. Verder is niet gebleken dat eiser juist is ingeschaald in de CAO. Gelet op één en ander is het geboden salaris volgens het UWV niet marktconform.
5. In de bezwaarfase heeft de minister het UWV opnieuw verzocht om advies uit te brengen. In het advies van 22 december 2023 heeft het UWV geconcludeerd dat de geschiktheid voor de functie niet aannemelijk is gemaakt en dat het salaris niet marktconform is.
6. De minister heeft in het bestreden besluit verwezen naar het advies van het UWV van 22 december 2023; eiser voldoet niet aan de inhoudelijke eisen voor inwilliging van de door hem gevraagde verblijfsvergunning omdat door het UWV is vastgesteld dat het salaris niet marktconform is. [2] Het bezwaar van eiser is ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de verblijfsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
9. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het beroep. Eiser heeft bij besluit van 10 april 2024 een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn partner gekregen, geldig van 29 februari 2024 tot 27 november 2028. Eiser mag nu zonder tewerkstellingsvergunning arbeid verrichten. Bovendien is eiser inmiddels niet meer in dienst bij [werkgever] B.V. Eiser voldoet daarom niet meer aan de beperking voor arbeid als kennismigrant bij deze werkgever.
10. Eiser stelt dat hij procesbelang heeft. Eiser en zijn partner willen in Nederland naturaliseren. Als aan eiser de verblijfsvergunning arbeid als kennismigrant zou zijn verleend, zou de termijn van vijf jaar voor de aanvraag tot naturalisatie zijn gaan lopen vanaf 1 november 2022. Nu gaat de termijn van vijf jaar lopen vanaf 29 februari 2024 (de ingangsdatum van de verblijfsvergunning voor verblijf bij partner). Verder stelt eiser dat hij door de weigering van de verblijfsvergunning schade heeft geleden. Eiser maakte geen aanspraak meer op huur- en zorgtoeslag, waardoor eiser en zijn partner geld moesten terugbetalen aan de Belastingdienst.
11. De rechtbank ziet in het betoog van eiser voldoende grond om procesbelang aan te nemen, omdat eiser in een gunstiger positie kan raken. De te verlenen verblijfsvergunning heeft immers een eerdere ingangsdatum dan de inmiddels verleende verblijfsvergunning. Het beroep is daarom ontvankelijk.
Het advies van het UWV
Is het advies van het UWV zorgvuldig tot stand gekomen?
12. Eiser stelt dat het UWV advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Tijdens de hoorzitting op 5 december 2023 heeft het UWV exact dezelfde vragen gesteld als bij het eerdere advies en de medewerker van het UWV was ‘zeer vooringenomen’. Verder heeft het UWV de informatie van de werkgever onvoldoende meegenomen. Het standpunt dat het UWV uitvoerig is ingegaan op de aangevoerde feiten en omstandigheden klopt volgens eiser niet. Eiser ziet niet dat het UWV rekening heeft gehouden met alle ingebrachte stukken.
13. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] volgt dat het advies van het UWV een deskundigenadvies is. De minister moet, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit (naar wijze van totstandkoming) zorgvuldig en (naar inhoud) inzichtelijk en concludent is. Indien de minister heeft voldaan aan deze op hem rustende vergewisplicht, kan een vreemdeling de uitkomst van een dergelijk advies alleen succesvol bestrijden door overlegging van een andersluidend deskundigenadvies.
14. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat het advies van het UWV van 22 december 2023, dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De minister heeft aangegeven hij het dossier van eiser en de nader aangeleverde informatie heeft doorgestuurd naar het UWV. Het is de rechtbank niet gebleken dat het UWV geen rekening heeft gehouden met de door eiser ingebrachte stukken en feiten en omstandigheden. Verder ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de medewerker van het UWV tijdens de hoorzitting vooringenomen is geweest. Eiser heeft deze stelling verder ook niet onderbouwd. Dat het UWV tijdens de hoorzitting gebruik heeft gemaakt van dezelfde vragenlijst als in het eerdere advies is op zichzelf niet onzorgvuldig. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht de minister zich baseren op het advies van het UWV dat het salaris van eiser niet marktconform is?
15. Eiser stelt verder dat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat het salaris niet marktconform is. Eiser en de werkgever hebben uitgelegd dat eiser op een laag niveau wilde beginnen en zo verder kon groeien in het bedrijf. De werkgever heeft in de brief van 20 februari 2023 uitgebreid aangegeven waarom hij vindt dat er wel sprake is van een marktconform salaris. Omdat is gebleken dat er geen vakkundige drukkers in Nederland zijn en er in de praktijk geen potentiële werknemers te vinden zijn, is de werkgever breder gaan werven. De werkgever heeft gekeken naar de potentie om snel te kunnen leren. Die potentie heeft eiser omdat hij hoogopgeleid is. Intern zullen de werknemers een opleiding krijgen, maar zij moeten wel in staat zijn om dit snel op te pakken. Uit het functiehandboek volgt dat er een mbo-vereiste is gesteld als minimum, maar dat betekent volgens eiser niet dat een hoger geschoolde werknemer zoals eiser dus niet geschikt is. Eiser heeft bewezen dat hij de werkzaamheden aankan en dat hij zich die snel eigen kan maken. Bovendien heeft eiser ervaring opgedaan in de logistieke en industriële omgeving.
16. De rechtbank stelt voorop dat het doel van de kennismigrantenregeling is dat werknemers met extra toegevoegde waarde tot Nederland worden toegelaten. Die extra toegevoegde waarde blijkt mede uit het geboden loon. Als de werkgever het loon te hoog vaststelt om daarmee toelating te bewerkstellingen van arbeidsmigranten die de toegevoegde waarde niet hebben, wordt oneigenlijk gebruikt gemaakt van de regeling. Het UWV toetst of de geboden beloning gebruikelijk is voor de functie, gelet op de taken binnen een functie en de gestelde eisen ten aanzien van de kwalificatie van de vreemdeling. [4]
17. Het UWV heeft geconcludeerd dat eiser niet op objectieve wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij over de voor de functie benodigde kennis en werkervaring beschikt. Eiser heeft het argument van het UWV dat hij niet beschikt over de juiste kwalificaties niet weerlegd en heeft ook niet onderbouwd waarom deze motivering van het UWV niet deugt. Ter zitting heeft eiser ook bevestigd dat hij niet over de juiste kwalificaties beschikt. Dat het UWV, zoals eiser stelt, onvoldoende rekening heeft gehouden met de brief van de werkgever van 20 februari 2023 volgt de rechtbank niet. Het UWV is in het advies van 27 maart 2023 op alle argumenten van de werkgever ingegaan. Het UWV heeft de conclusie getrokken dat het geboden salaris niet binnen de bandbreedte ligt geldend voor het functieniveau E van cao Grafimedia [5] , nu het percentage van 18% onregelmatigheidstoeslag niet te herleiden is tot de cao. Eiser heeft dat niet gemotiveerd weerlegd. Verder blijkt volgens het UWV uit het functieprofiel van ‘teamdrukker labels’ dat er geen functie-eisen worden gesteld en de werkgever heeft aangegeven dat het ontbreken van een gerichte vooropleiding geen beletsel is. De werkgever leidt kandidaten intern op. Concluderend heeft het UWV vastgesteld dat het geboden salaris van € 2.714,- bruto per maand niet marktconform is, omdat eiser niet over de juiste kwalificaties beschikt om de functie te kunnen vervullen en de functie geen specialistische functie betreft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich mogen baseren op het advies van het UWV, omdat dit advies naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft geen andersluidend deskundigenadvies ingebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
18. De stelling van eiser dat het de vrije keuze van de werkgever is om een personeelstekort op te lossen door het aannemen van personeel heeft de minister betrokken bij zijn besluitvorming en maakt de beoordeling niet anders. De minister stelt terecht dat de schaarste voor een bepaald beroep of bepaalde functie geen deel uitmaakt van de marktconformiteitstoets van het loon. Het gaat in de zaak van eiser niet om een beoordeling van de situatie op de arbeidsmarkt op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wet arbeid vreemdelingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging en evenredigheidsbeginsel
19. Eiser stelt dat de werkgever zeer uitdrukkelijk heeft aangegeven waarom hij van mening is dat eiser een meerwaarde zou hebben en waarom zowel eiser als de werkgever zouden worden gedupeerd als de vergunning niet wordt verleend. Het UWV heeft echter geen belangenafweging gemaakt. Ook is er niet stilgestaan bij het evenredigheidsbeginsel. Verder stelt eiser dat de minister de nadere informatie van de werkgever van 29 december 2022 naast zich neer heeft gelegd en het UWV toch om advies heeft gevraagd. De minister had op dat moment een belangenafweging kunnen maken.
19. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat het UWV geen belangenafweging maakt, maar enkel de minister adviseert. Het UWV toetst namelijk of de geboden beloning gebruikelijk is voor de functie, gelet op de taken binnen een functie en de gestelde eisen ten aanzien van de kwalificatie van de vreemdeling [6] . Het is vervolgens aan de minister om een belangenafweging te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit kenbaar gemotiveerd waarom een belangenafweging niet in het voordeel van eiser uitvalt, nu eiser niet heeft gemotiveerd waarom zijn belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de minister. Daarbij heeft de minister kunnen verwijzen naar het doel van de kennismigrantenregeling. Zoals eerder is overwogen beantwoordt de aanvraag van eiser niet aan dat doel. Het beroep op het evenredigheids-beginsel slaagt daarom ook niet.
Beslistermijn
21. Eiser stelt ten slotte dat de minister er lang over heeft gedaan om een besluit te nemen. Dit is niet zorgvuldig. De minister heeft de wettelijke beslistermijn verlengd.
22. De rechtbank niet gebleken dat de minister in de besluitvorming de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Ook is de rechtbank niet gebleken dat eiser op dit punt in zijn belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder het zaaknummer AWB 24/1035.
2.Op grond van artikel 3.30a van het Vreemdelingenbesluit 2000, artikel 1d van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (thans artikel 2.1, zesde lid, van dit besluit).
3.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:575.
4.Zie de Afdelingsuitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:258.
5.Per 1 september 2022 kent het functieniveau E van de cao Grafimedia een schaalindeling van
6.Zie de Afdelingsuitspraak van de Raad van State van 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:258.