ECLI:NL:RBDHA:2024:16689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdige beslissing op aanvraag verblijfsvergunning asiel leidt tot niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser had op 3 november 2023 zijn asielaanvraag ingediend, en volgens het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad, was de beslistermijn met negen maanden verlengd. Dit betekende dat de minister uiterlijk op 3 februari 2025 moest beslissen op de aanvraag van eiser.
Eiser had op 6 augustus 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze te vroeg was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet-tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2024.