Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.H.T. van Boxmeer, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, die voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die de rechtbank noopten om verweerder op te dragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van de uitspraak, een besluit te nemen op de asielaanvraag.
De rechtbank heeft tevens een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor het geval verweerder niet binnen de gestelde termijn beslist. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en de uitspraak is openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op asielaanvragen, en de consequenties van het niet naleven van deze termijnen.