In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Dit besluit werd op 19 februari 2024 door de minister ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen belang meer heeft bij de voortzetting van het beroep na de intrekking van het besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een kennelijke uitkomst, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij zijn beroep nog wilde handhaven. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 875,-, voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.