ECLI:NL:RBDHA:2024:16680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.25701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking tijdelijke bescherming niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Dit besluit werd op 19 februari 2024 door de minister ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen belang meer heeft bij de voortzetting van het beroep na de intrekking van het besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een kennelijke uitkomst, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij zijn beroep nog wilde handhaven. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 875,-, voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 29 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 19 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Op 21 februari 2024 heeft de rechtbank aan eiser gevraagd om aan te geven of eiser zijn beroep nog wil handhaven gelet op de intrekking van het bestreden besluit. Eiser heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen belang meer heeft bij het voortzetten van dit beroep tegen het ingetrokken besluit. [2]
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, volgt dat het beroep op het moment van instellen terecht was. Daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [3] voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
€ 875,- (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.