ECLI:NL:RBDHA:2024:1667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had op 21 november 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat zowel eiser als hijzelf niet ter zitting zullen verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Aangezien eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36879
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Hartog).

ProcesverloopBij besluit van 21 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met een voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Bij brief van 8 december 2023 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat eiser op 29 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk overgelegd van zijn systeem. Bij bericht van 8 december 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser gevraagd of hij weet waar eiser verblijft, wanneer hij voor het laatst contact heeft gehad met eiser en op welke wijze dat is gebeurd. De gemachtigde van eiser heeft hier niet op gereageerd. Bij bericht van 31 januari 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zijn client en hij niet ter zitting zullen verschijnen.
3. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland nu hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit [1] .
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579