Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S.M. Hampsink, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek schriftelijk is gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser betoogt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje zouden zijn, zoals vermeld in het AIDA-rapport. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie in Spanje zodanig is dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op Spanje. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Spanje is verslechterd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.