ECLI:NL:RBDHA:2024:16642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
SGR 23/1165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot loonkosten en deskundigenkosten

In deze zaak heeft MTL Beheer B.V. een verzoek om schadevergoeding ingediend tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het verzoek betreft schade die MTL Beheer stelt te hebben geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit van 27 februari 2017, waarbij de ex-werknemer van MTL Beheer geen recht op een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) werd toegekend. MTL Beheer heeft aanvankelijk een schadevergoeding van € 87.612,52 verzocht, waarvan een deel al door verweerder was vergoed. De rechtbank heeft op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een bedrag van € 589,05 aan loonkosten aan MTL Beheer zal vergoeden, maar dat de overige kosten, waaronder deskundigenkosten en eigen uren, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt dat de deskundigenkosten betrekking hebben op een eerdere procedure en dat de overige kosten onder de normale bedrijfsvoering vallen. MTL Beheer heeft niet aangetoond dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en het besluit van 27 februari 2017.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt verweerder wel tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van MTL Beheer tot een bedrag van € 1.756,20. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1165
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2024 op het verzoek om schadevergoeding in de zaak tussen

MTL Beheer B.V., uit Voorschoten, verzoekster (hierna: MTL Beheer)

(gemachtigde: mr. J.D. van Alphen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

Bij brief van 7 juni 2021 heeft MTL Beheer verweerder verzocht om vergoeding van de door haar geleden schade ter hoogte van € 87.612,52.
In het besluit van 28 oktober 2021 heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en een bedrag van € 41.401,85 vergoed.
MTL Beheer heeft de rechtbank verzocht om verweerder op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen tot vergoeding van de volledige schade die zij heeft geleden zijnde in totaal € 88.737,70.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 19 april 2024 heeft verweerder een aanvullend schadebesluit genomen waarin is bepaald dat MTL Beheer nog recht heeft op vergoeding van een bedrag van € 3.312,15 aan vakantietoeslag.
MTL Beheer heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft MTL Beheer voorafgaand aan de zitting vragen gesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Namens MTL Beheer zijn mr. [naam 1], [naam 2] (directeur van MTL Beheer) en [naam 3] (van Discare) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1.1
[naam 4] (de ex-werknemer) is op 27 januari 2016 uitgevallen. In het besluit van 27 februari 2017 heeft verweerder bepaald dat de ex-werknemer niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) met verkorte wachttijd. Het bezwaar van MTL Beheer tegen dit besluit is ongegrond verklaard. Ook de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Na het doorlopen van de reguliere wachttijd heeft verweerder met ingang van 24 januari 2018 aan de ex-werknemer een IVA-uitkering toegekend.
1.2
Tijdens de hoger beroepsprocedure over het besluit van 27 februari 2017 heeft verweerder op 19 februari 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en bepaald dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering van de ex-werknemer 11 april 2017 is.
Gronden van MTL Beheer
2. MTL Beheer voert aan dat verweerder niet alle door haar gemaakte kosten heeft vergoed. Zo zijn er nog loonkosten, kosten van de bedrijfsarts en casemanager en eigen uren en kosten HRM die MTL Beheer heeft moeten maken en die niet door verweerder zijn vergoed. MTL Beheer heeft op de zitting aangegeven dat niet langer vergoeding wordt verzocht van de kosten gemaakt in de periode vóór 11 april 2017 en na 24 januari 2018.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat alleen de schade die het rechtstreekse gevolg is van het onrechtmatige besluit voor vergoeding in aanmerking komt. Wat betreft de loonkosten komt volgens verweerder het loon dat is betaald in de periode van 11 april 2017 tot 24 januari 2018 in aanmerking voor vergoeding. Dit komt neer op een bedrag van in totaal € 42.138,01 (inclusief vakantietoeslag). Wat betreft de kosten van de bedrijfsarts en casemanager komen ook alleen de kosten die zijn gemaakt in de periode van 11 april 2017 tot 24 januari 2018 in aanmerking voor vergoeding. Volgens verweerder gaat dit om een bedrag van € 2.585,99. In het overzicht van MTL Beheer zijn ook de juridische kosten die verband houden met het bezwaar, beroep en hoger beroep opgenomen. Volgens verweerder komen deze kosten, gelet op het exclusief, forfaitair en limitatief karakter van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), niet voor een aanvullende vergoeding van proceskosten in aanmerking. Wat betreft de kosten HRM en re-integratiebureau komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze volgens verweerder de normale en aan de bedrijfsvoering verbonden kosten betreffen. Uit een e-mailbericht van 28 september 2021 volgt dat de kosten van de directie en de kosten van de accountant en/of jurist bij deze kostenpost zijn inbegrepen. Volgens verweerder is ook niet onderbouwd hoe deze kosten zijn ontstaan als gevolg van het onrechtmatige besluit.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter bij het beantwoorden van de vraag of er voldoende aanleiding is om een gevraagde schadevergoeding toe te kennen, zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist, dat sprake is van een onrechtmatig besluit en dat causaal verband aanwezig is tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde schade. Vervolgens komen alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat besluit, dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend. [1]
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 19 februari 2021 de onrechtmatigheid van het besluit van 27 februari 2017 vaststaat.
Loonkosten
5. MTL Beheer heeft op de zitting aangegeven dat – met uitzondering van de maand januari 2018 – de hoogte van het bedrag dat verweerder aan loonkosten heeft vergoed correct is. Volgens MTL Beheer volgt uit productie 5 bij het verzoekschrift dat zij in januari 2018 € 2.812,17 bruto aan de ex-werknemer heeft betaald. Verweerder heeft daarvan € 2.379,04 vergoed. Volgens MTL Beheer betekent dit dat nog € 433,13, vermeerderd met 28% werkgeverslasten van € 121,27 en € 34,65 aan vakantiegeld moet worden vergoed. Verweerder heeft toegezegd het totaalbedrag van € 589,05 aan MTL Beheer te zullen vergoeden. Dit punt staat dan ook niet meer ter discussie tussen partijen.
Kosten bedrijfsarts en casemanager
6.1
Op de zitting heeft MTL Beheer verduidelijkt dat niet om vergoeding van juridische kosten wordt verzocht, maar om vergoeding van de kosten van Discare, zijnde de deskundige die MTL Beheer heeft ingeschakeld. Discare heeft relevante (medische) informatie aangeleverd en een beoordeling van de zaak uit medisch oogpunt gegeven. MTL Beheer verzoekt in totaal om een bedrag van € 6.337,73 aan kosten van de deskundige te vergoeden onder verwijzing naar artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb.
6.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de deskundigenkosten zien op de procedure die MTL Beheer heeft gevoerd tegen het besluit van 27 februari 2017 en daarom niet in deze procedure in aanmerking kunnen komen als proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. Het is namelijk niet in deze schadevergoedingsprocedure dat Discare medische informatie heeft aangeleverd en een beoordeling van de zaak uit medisch oogpunt heeft gegeven. MTL Beheer had om proceskostenvergoeding van de deskundigenkosten in de procedure tegen het besluit van 27 februari 2017 kunnen vragen.
Eigen uren en kosten HRM
7.1
MTL Beheer verzoekt om vergoeding van een bedrag van € 8.000,- in verband met eigen uren en kosten HRM. Op de zitting heeft MTL Beheer toegelicht dat indien de kosten van de bedrijfsarts en casemanager niet als deskundigenkosten voor vergoeding in aanmerking komen, die kosten in ieder geval onder deze schadepost vallen. Verder heeft MTL Beheer toegelicht dat de directie de tijd die zij heeft besteed aan de rechtszaken, niet heeft kunnen gebruiken voor het ontwikkelen van andere plannen en dat er meer kosten zijn gemaakt vanwege de rechtszaken die gevoerd moesten worden. Ook is wegens ziekte de commercieel directeur weggevallen, waardoor plannen van MTL Beheer niet tot ontwikkeling zijn gekomen. Verder is Discare voor een deel ingeschakeld om de HR taken over te nemen. Voor zover de rechtbank geen grond zou zien voor de gestelde €8.000,- verzoekt MTL Beheer een vergoeding naar billijkheid.
7.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze kosten vallen onder de normale bedrijfsvoering. Bovendien heeft MTL Beheer niet aannemelijk gemaakt dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en het besluit van 27 februari 2017. Deze schadepost komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

8. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijst.
9. Omdat verweerder na het indienen van het verzoek om schadevergoeding door MTL Beheer een aanvullend besluit heeft genomen met betrekking tot de te vergoeden schade, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). MTL Beheer heeft verder verzocht om vergoeding van de reiskosten ter hoogte van € 6,20. Deze kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking. De proceskostenvergoeding bedraagt in totaal € 1.756,20.
10. MTL Beheer heeft verzocht om vergoeding van € 356,- aan verletkosten, waarvan € 178,- in verband met het bijwonen van de zitting (2 uren) en € 178,- vanwege voorbespreking bij DAS. Ook heeft MTL Beheer verzocht om € 120,- als kosten van een getuige, tolk e.d. voor het bijwonen van de zitting door Van der Valk van Discare. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten niet voor proceskostenvergoeding in aanmerking komen, alleen al omdat deze kosten niet zijn onderbouwd en niet nader zijn gespecificeerd.
11. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder aan MTL Beheer het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan MTL Beheer te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van MTL Beheer tot een bedrag van € 1.756,20.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, voorzitter, en mr. D.R. van der Meer en mr. M.P. Verloop, leden, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1466, r.o. 4.3.