ECLI:NL:RBDHA:2024:16639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit; niet-ontvankelijkheid wegens ontbreken procesbelang na vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 31 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting.

Op 19 september 2024 heeft de minister een bericht aan de rechtbank gestuurd waaruit blijkt dat eiser per 16 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 1 oktober 2024 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank bericht dat hij geen contact meer heeft met eiser. De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.

Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet blijkt dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Dit betekent dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30588

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren [datum],
V-nummer: [nummer],
van Algerijnse nationaliteit
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 31 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser nog procesbelang bij de behandeling van zijn beroep?
2. Op 19 september 2024 heeft de minister een bericht aan de rechtbank gestuurd waaruit blijkt dat eiser per 16 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 1 oktober 2024 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank bericht dat hij geen contact meer heeft met eiser.
2.1.
Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader gemaakt moet worden. [2]
2.2.
Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet blijkt dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Dat betekent dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie

3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.30589.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.