ECLI:NL:RBDHA:2024:16639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit; niet-ontvankelijkheid wegens ontbreken procesbelang na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 31 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting.
Op 19 september 2024 heeft de minister een bericht aan de rechtbank gestuurd waaruit blijkt dat eiser per 16 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 1 oktober 2024 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank bericht dat hij geen contact meer heeft met eiser. De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet blijkt dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Dit betekent dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.