ECLI:NL:RBDHA:2024:16632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
23_6688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die tot 31 december 2021 werkzaam was als tapijtreiniger, had zich op 16 maart 2022 ziekgemeld en ontving vanaf 15 juni 2022 een Ziektewet-uitkering. De uitkering werd per 22 februari 2023 beëindigd door verweerder, die oordeelde dat eiser weer arbeidsgeschikt was. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de beschikbare informatie.

De verzekeringsarts heeft in verschillende rapporten de medische situatie van eiser beoordeeld. Eiser had psychische klachten die voortkwamen uit juridische problemen met zijn vorige werkgever, maar de verzekeringsarts concludeerde dat deze klachten niet ernstig genoeg waren om hem ongeschikt te verklaren voor zijn eigen werk. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om het medisch oordeel van de verzekeringsarts te betwijfelen. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn stelling dat hij niet in staat was om zijn werk te verrichten te onderbouwen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder terecht de Ziektewet-uitkering van eiser per 22 februari 2023 heeft beëindigd en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.G.H. van de Wetering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Bij besluit van 20 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 22 februari 2023 beëindigd.
Bij besluit van 29 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn -met bericht- niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser was tot 31 december 2021 werkzaam als tapijtreiniger bij [bedrijfsnaam] . Aan eiser is per 3 januari 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Op 16 maart 2022 heeft eiser zich ziekgemeld. In verband hiermee is aan eiser per 15 juni 2022 een ZW-uitkering toegekend.
2. De verzekeringsarts heeft een medisch onderzoek verricht naar de geschiktheid van eiser voor zijn eigen werk. Eiser heeft in verband hiermee op 12 oktober 2022 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 17 oktober 2022 vermeld dat eiser op 25 januari 2022 de rechtszaak tegen zijn oud-werkgever heeft gewonnen, maar dat hij geen nabetaling heeft ontvangen. Door deze lang bestaande juridische problematiek heeft eiser psychische klachten gekregen. Omdat hij geen gerechtigheid heeft gekregen, zit hij er mentaal doorheen. Hij heeft geprobeerd zijn leven weer op te pakken door te starten met Nederlandse les. Door alle problemen kon hij zich niet concentreren. De cursus heeft hij niet kunnen afronden. Hij ziet het nut van het leven niet meer in en heeft geen vertrouwen meer in de samenleving. Een psychologische behandeling bij Parnassia heeft hij niet kunnen opstarten door een gebrek aan Spaanstalige psychologen. Eiser heeft 1 x per 2 weken een gesprek met de praktijkondersteuner van de huisarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van een consistent en plausibel geheel van klachten, beperkingen en aandoeningen. De verwachting is dat de klachten en beperkingen zullen verbeteren. Binnen de termijn van drie maanden is er een redelijke tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling. Op dit moment is eiser echter ongeschikt voor zijn arbeid, aldus de verzekeringsarts.
3. Eiser is op 15 februari 2023 opnieuw gezien door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft eiser daarbij lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 20 februari 2023 vermeld dat sinds het onderzoeksverslag van 17 oktober 2022 eiser weinig of geen activiteiten heeft ontplooid. Hij heeft nog steeds geen gesprekken gehad met een psycholoog. Ook is hij nog steeds niet begonnen met een cursus Nederlands. Eiser kan zich nog steeds niet goed concentreren en voelt zich gedeprimeerd, waardoor hij niet kan werken. De huidige mentale klachten van eiser zijn echter volgens de verzekeringsarts niet dusdanig ernstig dat werkhervatting niet kan plaatsvinden. Eiser is naar verwachting per 22 februari 2023 weer voldoende belastbaar om in de maatgevende arbeid te hervatten, aldus de verzekeringsarts.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser per 22 februari 2023 beëindigd, omdat eiser per die datum weer arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk.
5. Naar aanleiding van het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek verricht. Zij heeft dossieronderzoek verricht, was aanwezig bij de hoorzitting en heeft informatie opgevraagd bij de behandelend psycholoog verbonden aan Indigo. In haar rapport van 16 augustus 2023 heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat de psychische problemen van eiser zijn ontstaan in reactie op werkproblemen met zijn vorige werkgever, het verlies van zijn werk en het uitblijven van een nabetaling. In april 2022 is de huisarts gestart met antidepressieve medicatie, die hij zo nodig gebruikte en vervolgens werd gestaakt. Op zijn aandringen werd eiser op 11 februari 2023 naar Indigo verwezen, waar hij tot heden twee gesprekken met een Spaans sprekende psycholoog had. In de opgevraagde informatie van de psycholoog wordt beschreven dat hij zich verraden en teleurgesteld voelt door de ervaring die hij had met zijn baas. Eiser lijkt een persoonlijke stijl te hebben, die zich uitstrekt tot het tonen van kracht zonder zwakte te erkennen en altijd vooruit te streven. Er is sprake van traumatische ervaringen waarvoor cognitief gedragsmatige interventies plaatsvinden. Eiser vindt het nog steeds moeilijk om anderen te vertrouwen, zijn kwetsbaarheid te tonen en zijn behoeften te uiten. Dit is echter volgens de verzekeringsarts b&b onvoldoende grond voor arbeidsongeschiktheid van het eigen werk. Het werk als tapijtreiniger is emotioneel niet belastend, aangezien er geen intensieve en veelvuldige contacten met klanten zijn. Ook is er geen sprake van hoge werkdruk of veelvuldige deadlines. De werkproblemen met zijn baas kunnen als een verzwarende omstandigheid worden gezien, maar bij een ziekmelding vanuit de WW hoeft daarmee geen rekening te worden gehouden. Eiser is daarom per datum in geding arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk.
6. Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts b&b ten grondslag.
7. Eiser voert aan dat zijn mogelijkheden tot het verrichten van arbeid zijn onderschat (de rechtbank begrijpt: overschat). Er is een voorschot genomen op de door hem zelf nagestreefde verbetering van zijn lichamelijke en vooral geestelijke gezondheidstoestand. Zijn huidige energetisch beperkingen staan echter in de weg dat hij zijn eigen, zware arbeid in volle omvang kan verrichten.
8. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
9. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te concluderen dat het medisch oordeel onjuist moet worden geacht. Uit het onderzoek van de verzekeringsarts b&b zijn voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent eisers belastbaarheid te kunnen komen. Voor de stelling van eiser dat hij ten tijde van de datum in geding op energetische gronden niet is staat was om zijn arbeid in volledige omvang te verrichten zijn onvoldoende aanknopingspunten. Dit blijkt niet uit de informatie van de behandelend psycholoog. Voorts heeft eiser in beroep geen medische stukken overgelegd die zijn stelling ondersteunen.
10. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder eiser terecht met ingang van
22 februari 2023 in staat heeft geacht tot het verrichten van zijn arbeid. Verweerder heeft dan ook terecht de ZW-uitkering van eiser per die datum beëindigd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2024:655