ECLI:NL:RBDHA:2024:16632
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die tot 31 december 2021 werkzaam was als tapijtreiniger, had zich op 16 maart 2022 ziekgemeld en ontving vanaf 15 juni 2022 een Ziektewet-uitkering. De uitkering werd per 22 februari 2023 beëindigd door verweerder, die oordeelde dat eiser weer arbeidsgeschikt was. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de beschikbare informatie.
De verzekeringsarts heeft in verschillende rapporten de medische situatie van eiser beoordeeld. Eiser had psychische klachten die voortkwamen uit juridische problemen met zijn vorige werkgever, maar de verzekeringsarts concludeerde dat deze klachten niet ernstig genoeg waren om hem ongeschikt te verklaren voor zijn eigen werk. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om het medisch oordeel van de verzekeringsarts te betwijfelen. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn stelling dat hij niet in staat was om zijn werk te verrichten te onderbouwen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder terecht de Ziektewet-uitkering van eiser per 22 februari 2023 heeft beëindigd en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.