In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 9 oktober 2024 over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 27 mei 2024 bepaald dat de minister binnen twaalf weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelt nu dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er geen besluit is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig is en dat de zaak beslisklaar is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is vastgesteld dat de maximale beslistermijn van 21 maanden is verstreken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen deze termijn een besluit bekend te maken, en aan het niet naleven daarvan is een dwangsom van € 100,- per dag verbonden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.W. van Eerden.