ECLI:NL:RBDHA:2024:16543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en oplegging van dwangsom

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 9 oktober 2024 over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 27 mei 2024 bepaald dat de minister binnen twaalf weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelt nu dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er geen besluit is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep gegrond is verklaard.

De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig is en dat de zaak beslisklaar is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is vastgesteld dat de maximale beslistermijn van 21 maanden is verstreken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen deze termijn een besluit bekend te maken, en aan het niet naleven daarvan is een dwangsom van € 100,- per dag verbonden, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.W. van Eerden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.32665
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. S.J. Koolen)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 mei 20241. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twaalf weken opnieuw moet beslissen op de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.2
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de rechtbank in de uitspraak van 27 mei 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4 De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een nieuw besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Dit betekent dat het
2 Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een (nieuw) besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
5. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder na de uitspraak van deze rechtbank van 27 mei 2024 nog enige handeling heeft verricht in deze zaak. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de zaak beslisklaar is.
6. De rechtbank beslist dat van verweerder mag worden verwacht dat er nu binnen twee weken een nieuw besluit wordt genomen. De rechtbank zal daarom aan verweerder een termijn van twee weken opleggen om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank stelt verder vast dat de maximale beslistermijn van 21 maanden, zoals bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is verstreken.

Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?

7. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter in de uitspraak van 30 november 20227 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.8
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener
5 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
t