ECLI:NL:RBDHA:2024:8436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.19793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met terugkeer vanuit Koeweit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die van Syrische nationaliteit is en in Koeweit heeft verbleven, heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag op 30 juni 2023 afgewezen, met de motivering dat de eiser geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 behandeld en na heropening van het onderzoek op 6 februari 2024 verder behandeld. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser, die vanuit Koeweit terugkeert, geen risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank wijst op het meest recente ambtsbericht over Syrië, waaruit blijkt dat terugkeerders vanuit landen die als vijandig worden gezien, zoals Nederland, een verhoogd risico lopen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom de eiser onder de uitzonderingscategorie valt en vernietigt het besluit van de Staatssecretaris. De rechtbank draagt de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19793
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigden: C.J. Ohrtmann en H.J. Toonders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] . Hij heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 30 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J. Alkinani als tolk en C.J. Ohrtmann als gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft vervolgens besloten om het onderzoek te heropenen en de zaak te verwijzen naar een meervoudige kamer, waarna de behandeling ter zitting is voortgezet op 6 februari 2024. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Z. Hamarondi als tolk en H.J. Toonders als gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft verklaard dat hij niet kan terugkeren naar Syrië vanwege de onveilige situatie. Hij heeft vanaf kort na zijn geboorte in Koeweit verbleven. Na het uitbreken van het conflict in Syrië is eiser drie
keer tijdelijk naar Syrië teruggekeerd, zoals voor het verlengen van een paspoort of om andere noodzakelijke documenten te verkrijgen. Bij een aantal keren dat hij uit noodzaak terugkeerde naar Syrië ondervond hij problemen van de zijde van de autoriteiten bij controleposten. Eiser is daarbij eenmaal mishandeld en heeft meerdere keren smeergeld moeten betalen om te kunnen ontkomen. Eiser heeft zijn dienstplicht afgekocht en verwacht bij eventuele terugkeer daar geen problemen van te ondervinden. Ook heeft eiser discriminatie door buurtgenoten ervaren vanwege zijn religie, waardoor hij als sympathisant van de overheid wordt gezien.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Problemen bij de controleposten
Problemen wegens geloofsovertuiging.
6. De staatssecretaris acht de relevante elementen geloofwaardig. Hij stelt zich op het standpunt dat de problemen die eiser heeft ondervonden bij de controleposten te maken hadden met het betalen van smeergeld en niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft verder geen problemen met de autoriteiten ondervonden; hij heeft zonder problemen officiële documenten verkregen. In Syrië is geen systematische vervolging van christenen en de gestelde discriminatie tast de bestaansmogelijkheden van eiser niet aan. De staatssecretaris stelt voorts vast dat eiser meermalen is teruggekeerd naar Syrië, ook naar gebieden die onder regeringscontrole staan. Eiser heeft zijn vrees voor de autoriteiten en gewapende bendes niet aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris houdt rekening met de korte perioden waarin eiser is teruggekeerd, maar neemt ook in aanmerking dat hij in deze perioden contact met de autoriteiten heeft gezocht en dat hij op normale wijze legaal en zonder problemen te hebben ondervonden is in- en uitgereisd. De stelling van eiser dat terugkeer uit de Europese Unie een verhoogd risico oplevert volgt de staatssecretaris niet. De staatssecretaris concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.
7. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat alle terugkerende Syriërs risico lopen bij terugkeer naar Syrië. De staatssecretaris heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser hierop een uitzondering is. Voor het risico dat iemand in Syrië loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld maakt het niet uit of de Syrische overheid al dan niet interesse in iemand heeft. Ook kan niet gesteld worden dat iemand die eerder is teruggereisd naar Syrië minder risico loopt dan iemand die niet eerder is teruggekeerd. Eerdere terugkeer naar Syrië heeft immers geen invloed op het endemisch en willekeurig geweld dat in Syrië plaatsvindt. Het is eiser verder niet duidelijk hoe de staatssecretaris de afpersing en mishandeling, en dat eiser bij de gestelde incidenten verdere escalatie heeft voorkomen door smeergeld te betalen en zijn mond te houden, heeft meegewogen.
Eiser verwijst naar het voorlaatste ambtsbericht over Syrië en WBV 2022/24. Hij wijst erop dat Nederland door de Syrische autoriteiten wordt beschouwd als vijandig land en dat er een VN-procedure tegen Syrië loopt. Dit heeft tot gevolg dat eiser bij terugkeer naar Syrië in de verhoogde belangstelling zal komen te staan, wat nog meer risico met zich brengt.
De staatssecretaris heeft daarnaast onvoldoende rekening gehouden met de aard en de duur van de eerdere terugkeren van eiser naar Syrië. De afpersing, bedreiging en mishandeling zijn juist redenen om in Nederland bescherming te vragen en er zijn indicaties voor de
risico's op willekeurig geweld. Die risico's zijn groter bij definitieve terugkeer dan bij tijdelijke terugkeer.
Eiser is steeds teruggekeerd naar Syrië om weg te kunnen blijven uit dat land; doel was het verkrijgen van documenten om het verblijf in Koeweit te verlengen. De staatssecretaris heeft dit niet inzichtelijk meegewogen.
8. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de gestelde problemen van eiser geloofwaardig heeft geacht.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser op grond van deze problemen niet in aanmerking komt voor internationale bescherming. De problemen vloeien niet voort uit etnische afkomst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een sociale groep. Voorts heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de incidenten bij de controleposten, waarbij eiser klappen heeft gekregen en smeergeld heeft moeten betalen, zodanig zijn geweest dat dit jegens hem een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) oplevert.
10. In paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat het volgende ten aanzien van Syrische vreemdelingen die vanuit het buitenland terugkeren: “
De IND neemt aan dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Dit algemene uitgangspunt geldt niet in de volgende gevallen:
− De vreemdeling is een actieve aanhanger van het regime; of
− Uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.”
11. In het Informatiebericht 2023/19 Syrië, handvatten beoordeling artikel 3 risico bij of na terugkeer (IB 2023/19), staat het volgende:

Vanwege enerzijds de algemene veiligheidssituatie en anderzijds het risico dat contact met de autoriteiten bij of na terugkeer met zich meebrengt wordt aan Syrische asielzoekers, voorzover zij geen vluchteling zijn, in ieder geval subsidiaire bescherming verleend op grond van het risico op ernstige schade. Redengevend voor deze beleidsbepaling is dat het beeld van en de informatie over het risico dat een Syriër bij terugkeer loopt niet eenduidig is. De vreemdeling krijgt daarom in beginsel op grond van het landgebonden asielbeleid inzake Syrië het voordeel van de twijfel, nu de risico’s bij terugkeer niet volledig zijn in te schatten door de IND. Zoals in de brief aan de Kamer van 3 oktober 2022 en het daarop gebaseerde landenbeleid is vastgelegd, bestaan hierop echter uitzonderingen, namelijk indien betrokkene actief aanhanger is van het regime of indien gebleken is van een veilige terugkeer in het verleden. Wanneer een van deze uitzonderingen van toepassing is, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij alsnog een risico op ernstige schade te vrezen heeft, in plaats van aan de IND om aan te tonen dat dit niét het geval zou zijn in dat individuele geval.”
“Indien betrokkene na een verblijf in een buurland, de regio, Europa of elders tijdelijk is teruggekeerd naar Syrië en daarbij geen substantiële relevante problemen heeft ondervonden, dan geldt het uitgangspunt dat sprake is van een risico op ernstige schade bij
of na terugkeer niet. Betrokkene heeft immers zelf voorafgaand aan zijn terugkeer ingeschat wat de risico’s daarvan voor hem/haar zijn, gelet op zijn/haar persoonlijke situatie. Uit het feit dat hij/zij zelf de afweging heeft gemaakt om terug te keren kan in het algemeen dan ook worden geconcludeerd dat terugkeer in zijn/haar geval verantwoord was. Hij/zij zal daarom zelf – volgens het algemene beoordelingskader – aannemelijk moeten maken waarom dat op dit moment anders is.”
12. Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een vreemdeling uit Syrië geldt voor de staatssecretaris het uitgangspunt dat de algemene situatie in Syrië zodanig is, dat er geen terugzending van vreemdelingen naar Syrië plaatsvindt. Alleen al het zijn van Syriër is voldoende om in het bezit te worden gesteld van een asielvergunning. Maar als een vreemdeling uit Syrië vanuit het buitenland, uit een situatie van relatieve veiligheid, vrijwillig terugkeert naar een (relatief) onveilige situatie in Syrië, gaat de staatsecretaris er van uit dat op grond van een eigen inschatting de algemene situatie in Syrië niet zodanig is dat op grond daarvan een verzoek om internationale bescherming zou moeten worden ingewilligd. De staatssecretaris ziet hierin aanleiding om verzoeken om internationale bescherming van deze categorie Syriërs niet zonder meer in te willigen, maar slechts wanneer de betrokken vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat deze gegronde vrees voor vervolging heeft of heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de uitzondering op het uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië op eiser van toepassing is. Het is in de eerste plaats aan de staatssecretaris om deugdelijk te motiveren dat eiser onder de uitzonderingscategorie valt en dat hij om die reden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Syrië geen reëel risico op ernstige schade loopt. De motivering die daarvoor in het bestreden besluit is gegeven, namelijk dat eiser woonachtig was in Koeweit, in 2014 en 2019 tweemaal legaal is teruggekeerd naar Syrië en daar twee weken heeft verbleven om identificerende documenten aan te vragen en in 2022 voor vier maanden legaal is teruggekeerd naar Syrië en daar een officieel contactmoment heeft gezocht met de Syrische autoriteiten, vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom uit die feiten en omstandigheden volgt dat eiser op dit moment bij of na terugkeer naar Syrië geen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. Daarbij heeft de staatssecretaris miskend dat eiser vanuit een ander land dan Koeweit zal terugkeren. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt namelijk dat iemand die terugkeert naar Syrië vanuit een land dat door de Syrische autoriteiten als ‘vijandig’ wordt gezien een groter risico loopt. Uit dit ambtsbericht volgt geen eenduidig beeld van de behandeling van Syrische vreemdelingen die naar Syrië terugkeren vanuit een land dat als ‘vijandig’ wordt gezien. Uit de stukken en het verhandelde op de zitting concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd. De staatssecretaris is niet inhoudelijk ingegaan op deze onderbouwde stelling van eiser en hij heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een terugkeer vanuit Nederland vergelijkbaar is met een terugkeer vanuit Koeweit.
12. De staatssecretaris heeft bovendien, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat eiser inmiddels twee jaar in Nederland verblijft. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt dat de behandeling ten aanzien van terugkeerders willekeurig en onvoorspelbaar is. Er geldt een
verhoogd veiligheidsrisico bij terugkeer voor Syriërs die hebben verbleven in een westers land. Eiser zal bij terugkeer naar Syrië, nu hij twee jaar in Nederland heeft verbleven, (mogelijk) aan een screening worden onderworpen. Ook dit aspect heeft de staatssecretaris niet in de beoordeling meegenomen.
15. De conclusie is dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiser een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade lopen. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
16. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor een termijn van twaalf weken.
18. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het verschijnen op een nadere zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 30 juni 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en mr. N.M. Spelt, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.