ECLI:NL:RBDHA:2024:16524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/667956 / FA RK 24-4278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in het belang van de ontwikkeling van minderjarigen na langdurige uithuisplaatsing

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar vier minderjarige kinderen. De kinderen zijn sinds maart 2023 geplaatst in een gezinshuis, waar zij een positieve ontwikkeling doormaken. De rechtbank oordeelt dat de moeder, ondanks haar liefde voor de kinderen, niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Dit is te wijten aan haar persoonlijke problematiek, waaronder verslavingsproblemen en een onveilige woonsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de benodigde structuur en stabiliteit te bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en benadrukt dat de gezagsbeëindiging niets afdoet aan de band tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de oma moederszijde om voogdij te verkrijgen niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De gecertificeerde instelling is benoemd tot voogd, zodat zij de nodige beslissingen in het belang van de kinderen kan nemen en het contact met de moeder kan blijven ondersteunen.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/667956 /FA RK 24-4278 en C/09/667967 / JE RK 24-4283
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 13 juni 2024 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2018 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 3] ,

[minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 3] ,

hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

[gezinshuisouder 1] en [gezinshuisouder 2] ,

hierna te noemen: de gezinshuisouders.
De rechtbank merkt als informant aan:

[de oma] ,

hierna te noemen: de oma moederszijde.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de oma moederszijde van 26 september 2024, inhoudende een zelfstandig verzoek.
Op 27 september 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de advocaat mr. P.J.W. de Water, door de rechtbank (in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand voor ouders die te maken krijgen met een gezagsbeëindigende maatregel of een uithuisplaatsing) aangewezen om de moeder bij te staan in deze procedure;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de gezinshuisouders;
  • de oma moederszijde;
  • de partner van de oma moederszijde als toehoorder.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen. Ter zitting is geprobeerd telefonisch contact met de moeder te krijgen, maar dit is niet gelukt.
Mr. De Water heeft ter zitting aangegeven geen contact met de moeder te hebben gehad en daarom niet gemachtigd te zijn om het woord namens haar te voeren. Mr. De Water is met toestemming van de rechtbank aanwezig geweest ter zitting.

Feiten

  • De moeder en [de vader] (hierna: de vader) zijn getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
  • Bij beschikking van 9 november 2017 van de rechtbank is vastgesteld dat de vader van rechtswege in de uitoefening van zijn gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is geschorst.
  • Vervolgens is de moeder bij beschikking van 21 december 2017 van de rechtbank eenhoofdig belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
  • De moeder is daarnaast moeder van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
  • De moeder is belast met het eenhoofdige gezag over [minderjarige 3] en [minderjarige 4]
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] laatstelijk bij beschikking van 29 februari 2024 verlengd van 8 maart 2024 tot 8 maart 2025, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening.
  • Sinds maart 2023 verblijven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in het huidige, perspectief biedende gezinshuis.

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd.
De kinderen zijn al op jonge leeftijd getuige en mogelijk slachtoffer geweest van huiselijk geweld van de partner van de moeder. Daarnaast hebben de kinderen met de moeder op verschillende woonplekken gewoond waar sprake was van een slechte hygiëne en een beperkte basisverzorging. De kinderen zijn in december 2021 uit huis geplaatst en verblijven sinds maart 2023 in het huidige, perspectief biedende gezinshuis.
De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waaronder verslavingsproblematiek, huisvestingsproblematiek en overbelasting. De moeder is zodanig in beslag genomen door haar eigen problemen dat zij bij herhaling fysiek en emotioneel afwezig is. Het lukt de moeder niet om in de opvoeding structuur en begrenzing te bieden.
Bij de kinderen wordt gezien dat zij sinds de plaatsing in het gezinshuis een positieve ontwikkeling doormaken en gebaat zijn bij een bovengemiddeld opvoedklimaat met opvoeders die kunnen aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. De gezinshuisouders bieden de kinderen een duidelijke en gestructureerde omgeving en kunnen hen ondersteunen bij eventueel in te zetten behandelingen. De Raad heeft aangevoerd dat, ondanks dat de moeder liefdevol is richting de kinderen, zij onvoldoende in staat is te bieden wat de kinderen nodig hebben en vindt het van belang dat de kinderen duidelijkheid krijgen over waar zij de komende periode zullen opgroeien. Een gezagsbeëindigende maatregel biedt daarnaast rust aan de moeder, zodat zij de nieuwe situatie kan accepteren en haar rol kan invullen als moeder op afstand. Daarbij heeft de Raad benadrukt dat de moeder de moeder blijft. Hoewel het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt, is het belangrijk dat de moeder deel blijft uitmaken van het leven van de kinderen. Het is dan ook van belang dat de huidige omgangsregeling gehandhaafd blijft en zo mogelijk in de toekomst wordt uitgebreid. Ten aanzien van de wens van de oma moederszijde om te worden belast met de voogdij over de kinderen, heeft de Raad naar voren gebracht dat dit voor nu te belastend is voor de oma moederszijde, mede gelet op het feit dat onduidelijk is in hoeverre de oma moederszijde in staat is om weerstand te bieden tegen de moeder. Het is van belang dat een neutrale partij belast wordt met de voogdij om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen.

Standpunten van de belanghebbenden

De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft zich bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] uit te oefenen. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat de moeder veel liefde voor de kinderen heeft en liefdevol over hen spreekt. Het lukt de moeder echter niet om altijd aanwezig te zijn bij de omgangsmomenten, wat verwarrend is voor de kinderen. Daarnaast lukt het de gecertificeerde instelling regelmatig niet om contact te krijgen met de moeder, waardoor het dan niet lukt om handtekeningen te krijgen voor het regelen van praktische zaken. De gecertificeerde instelling vindt het van belang dat de kinderen duidelijkheid krijgen over waar zij zullen opgroeien, zodat zij zich verder kunnen ontwikkelen in een stabiele, gestructureerde en voorspelbare omgeving.
De gezinshuisouders hebben ter zitting aangegeven dat de kinderen tot rust beginnen te komen en dat het goed met hen gaat. Ze zien dat de moeder en de kinderen veel van elkaar houden en vinden het belangrijk om daar veel aandacht aan te besteden. De gezinshuisouders zien dat de kinderen hun moeder missen. Verder hebben de gezinshuisouders aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat de gecertificeerde instelling wordt belast met de voogdij, zodat zij ondersteuning kunnen bieden bij het verder vormgeven van het contact met de moeder en de biologische vaders van de kinderen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe het volgende.
De kinderen zijn al langere tijd uit huis geplaatst en verblijven sinds maart 2023 in het huidige, perspectief biedende gezinshuis. In het verzoek is voldoende onderbouwd aangedragen dat nog steeds sprake is van ernstige bedreigingen in hun ontwikkeling en dat de moeder niet in staat is om binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Hierbij speelt zowel de belaste voorgeschiedenis van de kinderen als de persoonlijke problematiek van de moeder een grote rol. De kinderen zijn getuige en mogelijk slachtoffer geweest van huiselijk geweld, er is sprake geweest van verwaarlozing en slechte hygiëne en de kinderen hebben geen stabiele en veilige woonsituatie gehad. Dit heeft er toe geleid dat de kinderen een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig hebben. De moeder heeft geen vaste woning, er is sprake van middelengebruik en de moeder treedt regelmatig uit contact met de hulpverleners en bij herhaling ook uit contact met de kinderen, waarbij zij dan de omgangsmomenten met de kinderen mist. Dit leidt tot teleurstelling en verdriet bij de kinderen.
Het is belangrijk voor de kinderen dat zij duidelijkheid krijgen over waar zij verder zullen opgroeien en wie de beslissingen over hen zal nemen. Het is nodig dat de kinderen weten dat zij veilig kunnen opgroeien in het gezinshuis, zodat zij zich vanuit die stabiele basis verder kunnen ontwikkelen. Gelet op hun leeftijd, de wijze waarop zij zich in de afgelopen jaren hebben kunnen ontwikkelen en de ontwikkelingen die zij in de komende jaren zullen doormaken, is terugplaatsing niet meer in het belang van hun ontwikkeling. De termijn waarbinnen de kinderen in onzekerheid kunnen en mogen blijven verkeren over hun definitieve opvoedomgeving is daarmee inmiddels verstreken. De rechtbank zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Door alle betrokkenen wordt gezien dat de band tussen de moeder en de kinderen zeer liefdevol is. De gezinshuisouders hebben duidelijk aangegeven dat zij er alles aan zullen doen om de band en het contact tussen de moeder en de kinderen te behouden en te bevorderen. De rechtbank benadrukt dan ook dat de gezagsbeëindiging niets af doet aan de band van de moeder met haar kinderen, noch aan de wijze waarop en de frequentie waarmee er contact is met haar kinderen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. De rechtbank overweegt allereerst dat het niet in het belang van de kinderen is om de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te belasten met het gezag over de kinderen. De vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft op dit moment eenmaal per maand begeleid videobelcontact. Het contact tussen de vader en de kinderen is dus nog heel beperkt. Daarbij woont de vader op afstand en is er onvoldoende zicht op zijn intrinsieke motivatie om de verantwoordelijkheid over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen.
De rechtbank overweegt verder dat de oma moederszijde per e-mailbericht van 26 september 2024 een verzoek heeft gedaan om belast te worden met de voogdij over de kinderen. Nu uit artikel 278 lid 3 Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat een dergelijk verzoek slechts gedaan kan worden door een advocaat, zal de rechtbank de oma moederszijde niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
De rechtbank zal wel ambtshalve beoordelen of het in het belang van de kinderen is om oma moederszijde met de voogdij over hen te belasten. De rechtbank begrijpt de wens van de oma moederzijde, maar is van oordeel dat het onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is dat de oma belast wordt met de voogdij. Zowel door de gecertificeerde instelling als door de gezinshuisouders zijn zorgen gemeld over het niet nakomen van de veiligheidsafspraken door de oma. Uit liefde voor de moeder is het voor de oma moederszijde soms moeilijk om de belangen van de kinderen voorop te stellen. De rechtbank vreest dat, wanneer de oma belast zou worden met de voogdij, dit leidt tot loyaliteitsproblemen en overvraging van de oma moederszijde. De oma is erg belangrijk voor de kinderen en het is belangrijk dat de oma moederszijde haar rol als oma kan blijven vervullen in het leven van de kinderen.
De rechtbank vindt het daarom in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie eindbeslissingen nemen in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] kan het contact tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] en de moeder verder vormgeven en zo mogelijk uitbreiden. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te aanvaarden.
Vorenstaande overwegingen leiden ertoe dat als volgt wordt beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de oma moederszijde niet-ontvankelijk in haar verzoek;
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
- [de moeder] , geboren op [geboortedag 5] 1990 te [geboorteplaats 1] ,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2018 te [geboorteplaats 2] ,
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 3] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarigen:
-
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024 door mrs. M.H. Rochat, A. Emmens en K.A.M. van der Zon, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof Den Haag.