ECLI:NL:RBDHA:2024:16465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
09/122922-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige, inclusief seksueel binnendringen

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] 2008. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam 1], die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De feiten vonden plaats op 29 juni 2022 in Zoetermeer, waar de verdachte en het slachtoffer zich in een privéomgeving bevonden. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en zus, en DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van [naam 1] betrouwbaar was en voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft geen bevel tot gevangenneming opgelegd, omdat er onvoldoende gronden waren om van het uitgangspunt van de wetgever af te wijken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/122922-23
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1965 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te Zoetermeer, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[naam 1] , te weten
- het betasten en/of wrijven tussen de schaamlippen van die [naam 1] en/of
- het betasten van en/of wrijven over de billen en/of vagina van die [naam 1]
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te Zoetermeer, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van en/of wrijven over de billen en/of vagina van die [naam 1] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader in zedenzaken
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat de rechtbank het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. Met dit voorschrift wordt beoogd de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij het de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2024:1116). De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Wat betreft het steunbewijs kan uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van het vermeende slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden is of de verklaring van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) betrouwbaar is. Als dat het geval is, zal de rechtbank vervolgens moeten beoordelen of voor die verklaring voldoende steunbewijs voorhanden is.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1]
De rechtbank acht de verklaring van [naam 1] betrouwbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat [naam 1] op meerdere verschillende momenten, tegenover verschillende personen (nl. haar zus, moeder en de politie) gedetailleerd, authentiek en voldoende consistent heeft verklaard over de handelingen die hebben plaatsgevonden. Daarnaast acht de rechtbank voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1] van belang dat zij op eigen initiatief, kort na het incident, contact heeft gezocht met haar zus. Zij heeft haar zus op de avond van het incident al een bericht gestuurd en haar de dag erna direct bij het zien van elkaar uit eigen beweging verteld over wat er is gebeurd, waarbij [naam 1] ook emoties heeft getoond.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw dat [naam 1] door volwassenen is aangepraat dat er iets was gebeurd wat niet hoorde. Van enige beïnvloeding door volwassenen/anderen is niet gebleken. Evenmin is een aanknopingspunt gevonden waaruit blijkt dat [naam 1] een motief zou hebben om de verdachte vals te beschuldigen, of dat zij de gedragingen zou hebben ingebeeld of hebben verzonnen. In het dossier komt immers een beeld naar voren dat [naam 1] , haar moeder en zus vóór 29 juni 2022 juist erg waren gesteld op de verdachte en zijn gezin.
Ook volgt de rechtbank de verdediging niet in het standpunt dat de verklaring van [naam 1] niet als uitgangspunt kan dienen, nu de getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) aanwezig was in de kamer waar het incident zou hebben plaatsgevonden en zij niets van de gedragingen heeft meegekregen. De rechtbank overweegt dat het gegeven dat de getuige [getuige 1] zich ten tijde van het incident in de kamer bevond, niet maakt dat zij dit incident waargenomen móet hebben en dat de verklaring van [naam 1] dus onbetrouwbaar moet zijn. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aandacht van de getuige gedurende de betreffende avond voornamelijk uitging naar de basketbalwedstrijd op de televisie en dat het, gelet op de manier waarop de verdachte en [naam 1] op de bank lagen en de positie van hun lichamen, goed mogelijk is geweest dat de ontuchtige handelingen buiten het zicht van de getuige [getuige 1] zijn gepleegd.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaring van [naam 1] betrouwbaar is en dat deze kan worden gebruikt voor het bewijs.
Steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van [naam 1] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen van de moeder en zus over de emoties en gedragingen van [naam 1]
De verklaring van [naam 1] vindt allereerst steun in de verklaringen van haar moeder en haar zus. Zij hebben kort ná het incident, op verschillende momenten, de gemoedstoestand van [naam 1] waargenomen. De zus van [naam 1] heeft verklaard dat [naam 1] op de avond van het incident contact met haar heeft gezocht via de applicatie Snapchat. De ochtend erna ontving de zus van [naam 1] nog een bericht waarin stond dat er iets was gebeurd en dat ze dat niet via Snapchat kon zeggen. Dit bericht heeft [naam 1] verstuurd voordat zij met iemand over het incident had gesproken. Hierna heeft [naam 1] aan haar zus verteld wat er was gebeurd, waarbij haar zus zag dat zij tijdens het vertellen in tranen uitbarstte. De moeder van [naam 1] heeft verklaard dat [naam 1] op de avond van het incident bij haar in bed sliep en dat zij merkte dat [naam 1] zeer onrustig was en zich continu in bed omdraaide. [naam 1] was vroeg wakker en heeft zich die ochtend ergens in een hoek van de kamer verstopt, iets wat zij normaal nooit deed.
De rechtbank stelt vast dat de gemoedstoestand die haar moeder en zus hebben waargenomen – waarin [naam 1] zeer aangedaan leek en zichtbaar onrustig en emotioneel was – in direct verband staat tot de ten laste gelegde gedragingen en de verklaring van [naam 1] hierover. De rechtbank merkt deze door de moeder en zus waargenomen emoties dan ook aan als steunbewijs, nu deze binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig en onderscheidend zijn en de emoties zijn waargenomen vlak na het plaatsvinden van de door [naam 1] beschreven handelingen door de verdachte.
De verklaring van de verdachte
De verklaring van [naam 1] wordt voor een deel ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf, nu hij heeft bevestigd dat [naam 1] die avond bij hem op de bank is komen liggen, met haar hoofd op zijn borst.
DNA-onderzoek
Tot slot vindt de verklaring van [naam 1] steun in het DNA-onderzoek, waarin wordt geconcludeerd dat het aangetroffen DNA-mengprofiel aan de binnenzijde van de onderbroek van [naam 1] , ter hoogte van de rechterbil, ongeveer 790 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van [naam 1] én de verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [naam 1] en één willekeurige onbekende persoon. De rechtbank concludeert daaruit dat op die plek DNA van de verdachte is aangetroffen.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet als steunbewijs voor het ten laste gelegde kan dienen. Hoewel de onderbroek niet op de voorgeschreven wijze is veiliggesteld, ziet de rechtbank geen andere aannemelijke verklaring voor het feit dat in de onderbroek DNA van de verdachte is aangetroffen. De suggestie die de verdediging ter terechtzitting heeft opgeworpen, dat het DNA van de verdachte pas in de wasmand in de onderbroek terecht is gekomen, volgt de rechtbank niet, nu deze wasmand zich in de woning van de oma van [naam 1] bevond en de kans op een dergelijke overdracht op geen enkele wijze is onderbouwd. De rechtbank neemt hierbij ook in ogenschouw dat de plek waar het DNA in de onderbroek is aangetroffen, namelijk aan de rechterzijde van de achterkant van de onderbroek, aansluit bij de verklaring van [naam 1] dat de verdachte haar heeft aangeraakt op haar rechterbil en de door haar en de verdachte beschreven houding van [naam 1] , die op haar linkerzij rechts naast de verdachte op de bank heeft gelegen.
Seksueel binnendringen
Het is vaste jurisprudentie dat het brengen van de vinger(s) tussen de schaamlippen kan worden aangemerkt als seksueel binnendringen van het lichaam.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van [naam 1] betrouwbaar. Die verklaring vindt bovendien voldoende steun in het overige bewijsmateriaal. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [naam 1] , mede bestaand uit het seksueel binnendringen, zodat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 juni 2022 te Zoetermeer met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[naam 1],
te weten
- het betasten en wrijven tussen de schaamlippen van die [naam 1] en
- het betasten van en wrijven over de billen en vagina van die [naam 1] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat tegen de verdachte een bevel tot gevangenneming zal worden verleend.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat. Wel heeft de raadsvrouw zich verzet tegen de vordering tot gevangenneming.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 56-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen, bij de toen 13-jarige [naam 1] . De verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van de kwetsbare situatie waarin [naam 1] zich bevond. De seksuele handelingen vonden immers plaats toen [naam 1] samen met haar moeder bij de verdachte in huis logeerden. [naam 1] zag de verdachte en zijn partner, hoewel deze geen familie van haar zijn, als haar ‘oom en tante’. [naam 1] stoeide met de verdachte, iets wat zij van haar overleden vader enorm miste. Zij had zich bij uitstek bij hem veilig moeten voelen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van [naam 1] ten behoeve van zijn eigen seksueel gerief. Hij heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Het is een feit van algemene bekendheid dat misbruik van jonge kinderen hun seksuele ontwikkeling kan verstoren en dat zij lange tijd op diverse vlakken ernstige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Dergelijke gevolgen staan nog meer op de voorgrond als het misbruik heeft plaatsgevonden door iemand uit hun directe omgeving in wie zij juist hun vertrouwen moesten kunnen stellen, zoals hier het geval was. De gevolgen die de gedragingen van de verdachte met zich hebben gebracht blijken, onder andere, uit de slachtofferverklaring van [naam 1] , waarin zij vertelt last te hebben gehad van nachtmerries waarin zij het voorval herbeleefde. Bovendien betreurt het de rechtbank dat de verdachte de gedragingen altijd heeft ontkend en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn daden. De verdachte heeft daarmee geen enkel inzicht getoond in de gevolgen van zijn handelen.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van de verdachte van 8 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Strafoplegging
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verder heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat een verkrachting waarbij een beperkte mate van dwang is gebruikt wordt bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Weliswaar is in dit geval het feit verkrachting niet ten laste gelegd, maar wel is vast komen te staan dat de verdachte ontucht heeft gepleegd bij een kwetsbaar minderjarig meisje, waarbij de ontucht mede bestond in het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit gebeurde in de woning waar [naam 1] logeerde en die ze tijdelijk als haar woning mocht beschouwen, terwijl ze de verdachte beschouwde als een familielid. De rechtbank overweegt dat het seksueel binnendringen zich heeft beperkt tot het wrijven tussen de schaamlippen en ziet daarin aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het in het oriëntatiepunt genoemde uitgangspunt van 24 maanden. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de andere omstandigheden waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf. Daarom zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Geen bevel tot gevangenneming
Uitgangspunt van de wetgever is dat de verdachte in het geval van een veroordeling de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in vrijheid afwacht. Uit het dossier blijken onvoldoende aanknopingspunten die de rechtbank aanleiding geven in de onderhavige zaak van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank is immers van oordeel dat geen van de gronden genoemd in artikel 67a Sv zich hier voordoet. De vordering van de officier van justitie tot het afgeven van een bevel tot gevangenneming wordt dan ook afgewezen.

7.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen straf is gegrond op het artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Dit voorschrift is toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

8. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot het gevel van een bevel tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2024.
Bijlage I: de bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022196225, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 98).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 september 2024, voor zover inhoudende:

Ik lag op 29 juni 2022 in mijn woning in [plaatsnaam] in een hoek van 45 graden op bank. [naam 1] (
de rechtbank begrijpt: [naam 1]) kwam bij mij liggen en lag met haar hoofd op mijn borst. Het klopt dat zij op haar linkerzij lag. Ze lag volgens mij met haar been en arm om mij heen. Zij lag achter mij, tussen mij en de leuning van de bank.

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , opgemaakt op 12 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 19-25):

Achternaam: [naam 1] (
de rechtbank begrijpt: [naam 1] , nu de achternaam van de getuige in oktober 2021 is gewijzigd naar [naam 1])
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] 2008
A= We zaten op de bank, ik lag naast [de verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte), een soort van achter hem. Hij masseerde mijn rug. Daarna ging hij naar beneden met zijn hand, hij ging mijn kont aanraken, daarna ging hij in mijn broek op mijn onderbroek, daarna ging hij ook mijn onderbroek in. Ik lag op mijn zij tegen hem aan, met mijn rug richting de rugleuning, mijn hoofd op zijn borst. Ik lag met mijn ene arm gebogen voor me en de andere arm lag over hem heen. Hij was in me aan het knijpen en eromheen aan het voelen. Een beetje aan het masseren.
A= Toen is hij weer met mijn onderrug gaan spelen. We lagen in precies dezelfde
positie als daarvoor. Zijn ene hand lag op zijn buik. Toen is hij weer met mijn
onderrug gaan spelen en daarna ging hij weer naar beneden voor ongeveer 1 of 2
minuten denk ik, en daarna is hij langzaam in mijn broek gegaan. Hij was nog wel op mijn onderbroek.
V= Op welk plekje zat die hand?
A= Op de rechterkant van mijn kont.
Hij zat nog steeds op mijn broek, wat lager, en toen begon hij mij bij mijn vagina aan te raken. Hij ging toen helemaal in mijn broek, dus ook in mijn onderbroek en toen zat zijn hand op mijn vagina. Hij was een soort ronde beweging aan het maken. Hij is naar voren gegaan, naar achteren. Rondjes gemaakt soms met 2 vingers, soms met 3 of 1 vinger. Hij is er niet op gegaan, hij is tussen de schaamlippen doorgegaan. Daarna is hij aan de voorkant gegaan, aan de binnenkant van de schaamlippen. Ik zei "Ik ben moe, ik ga slapen". Toen ben ik naar beneden gegaan. Toen heb ik mijn zus geappt. De volgende morgen werd ik wakker, ik wilde niet alleen zijn. Daarna ben ik in een hoekje gaan zitten, achter een kast. Ik wilde niet dat hij nog een keer zou komen. Ik wilde niet dat hij mij zou zien. Ik wilde niet meer met hem praten. Ik had gehoopt dat als hij weer binnen zou komen dat hij zou denken dat ik op de wc zat of boven was. Toen reageerde mijn zus eindelijk. Ik appte haar: "Er is iets gebeurd. Ik kom nu naar [oma] , ik vertel het je als ik daar ben." Vijf of tien minuten later kwam mama eindelijk naar beneden en heeft ze me naar oma [oma] gebracht. Ik heb het toen aan mijn zus verteld.
V= Wat heb je aan je zus verteld?
A= Dat [de verdachte] aan me heeft gezeten, aan mijn kont en dat hij op mijn broek en ook in
mijn broek was geweest. Toen werd ze heel boos, niet op mij maar op [de verdachte] . Ze ging
heel hard huilen, toen heeft ze meteen mama gebeld en toen heb ik mama het hele
verhaal verteld.
V= Waar is de kleding die je die avond aan had?
A= We hebben dat in een tas gedaan. Dat zijn een broek en een onderbroek.
0 = De broek zit in zak met nummer 00326690 en de boxershort in zak met nummer
00326691.

3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , namens [naam 1] , opgemaakt op 12 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 11-15):

V= Wanneer heeft misbruik van je dochter plaatsgevonden?
A= 29 juni 2022. [de verdachte] , [naam 3] en [naam 1] zijn achtergebleven. [naam 3] lag op de ene bank, [de verdachte] en [naam 1] op de andere. [naam 1] lag tussen de leuning van de bank en [de verdachte] in. [naam 1] lag op haar linkerzij. Hij had een arm om haar heen en was met haar rug aan het spelen. Toen is hij met zijn handen over haar kleding over haar billen gegaan en daarna met zijn handen onder haar kleding, onder haar broek en haar onderbroek. Hij heeft eerst met haar billen gespeeld en daarna tussen haar benen gegaan. Maar hij heeft niet een vinger erin gedaan.
V= Wanneer kwam je hierachter?
A= De volgende ochtend via mijn oudste dochter.
V= Voordat je gebeld werd door je oudste dochter, wat ging daaraan vooraf?
A= [naam 1] kwam laat naar bed. Ik weet dat ze de hele nacht onrustig heeft geslapen. Ze draaide constant, dat viel me op want het hield me wakker. Ik dacht dat ze de volgende ochtend helemaal kapot zou zijn, maar ze was vroeg wakker. Het was net alsof ze niet geslapen had. Toen zag ik dat ze helemaal in het hoekje tussen het keukenblok en het kledingrekje zat verstopt, op de grond. Met haar benen opgetrokken en haar telefoon in de hand. Achteraf vind ik dat heel raar, omdat ze dat daarvoor nooit heeft gedaan.
Ze is helemaal aangedaan. Haar ogen, haar gezicht, het is net een robot. Afgelopen vrijdag is ze even vrolijk geweest, maar ook onderweg hiernaartoe zag ik weer dat ze de hele tijd aan het malen is, dat ze er niet bij is.

4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt op 19 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 30-34):

V= Wanneer kwam je er achter dat er iets met [naam 1] gebeurd zou zijn?
A= De dag er na. Ik werd wakker in de ochtend. Ik zag dat ik een berichtje had gekregen in de snap. Ze noemt mij [bijnaam] . Ze had dat, dus alleen het woordje " [bijnaam] " gestuurd en verder niks. Ik stuurde terug "Ja". Ze typte in het gesprek dat er iets was gebeurd en dat ze dat niet over de snapchat tegen mij kon zeggen. Ik heb op haar gewacht zodat ze het kon vertellen. Ik vroeg haar hoe laat het was gebeurd. Ze zei toen gisteravond. [naam 3] lag op de ene bank en mijn zusje en [de verdachte] lagen op de
andere bank. Toen vertelde ze mij dat hij haar aan het masseren was. En ze vertelde
dat hij haar kont aan het masseren was. Daarna vertelde ze mij dat hij met zijn hand in haar broek is gegaan. Ik denk dat ze iets zei met haar rug en dat hij toen steeds meer naar beneden ging en dan haar kont ging masseren. Dat hij haar kont aan het masseren was. Dat hij toen naar binnen ging. Wat ik me herinner is dat hij eerst met zijn hand tussen de broek en de onderbroek is geweest en dat hij daarna met zijn hand de onderbroek in is gegaan. Ze zei dat die hand haar onderbroek in was gegaan en toen begon ze met huilen. Ik durfde niet door te vragen. Ik hoorde dat [naam 1] aan mijn moeder had verteld dat hij met zijn hand tussen haar benen was geweest en ik kwam er achter doordat ze aan mij vertelde dat ze pijn had bij haar geslachtsdeel.
V= Heeft ze nog iets gezegd over hoe ze op die bank lagen?
A= Ja dat heeft ze ook verteld. Het is de rechter bank. Dus de bank bij het raam. Daar lag [de verdachte] met mijn zusje. [de verdachte] lag met zijn rug tegen de korte kant tegen de leuning. Mijn zusje lag er een beetje schuin voor en er naast.

5. Een geschrift, te weten: een rapport van het NFI, inhoudende het Vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Zoetermeer op 29 juni 2022, opgesteld op 10 maart 2023, voor zover inhoudende:

Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat verdachte [de verdachte] , naast slachtoffer [naam 1] (
de rechtbank begrijpt: [naam 1]), donor van een deel van het DNA kan zijn in bemonstering AAPV4379NL#08 (binnenzijde onderbroek ter hoogte van de rechterbil).
DNA-mengprofiel AAPV4379NL#08 is ongeveer 790 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [naam 1] en verdachte [de verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [naam 1] en één willekeurige onbekende persoon.