Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 27 december 2023, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat hij enkel vingerafdrukken had afgegeven in Duitsland en geen asielverzoek had ingediend, en dat er onvoldoende zorgvuldig onderzoek was verricht door verweerder. Tijdens de zitting op 7 februari 2024 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig.
De rechtbank overwoog dat verweerder terecht had aangenomen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiser, gebaseerd op het Eurodac-resultaat en het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat er structurele tekortkomingen waren in de Duitse asielprocedure of dat hij geen bescherming zou kunnen krijgen. De rechtbank concludeerde dat de besluitvorming van verweerder niet onzorgvuldig was, ondanks dat gebruik was gemaakt van standaardoverwegingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de zorgvuldigheid die vereist is in asielprocedures, evenals de rol van de rechtbank in het toetsen van de besluitvorming van de staatssecretaris.