ECLI:NL:RBDHA:2024:16439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.9731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraakse vluchteling van Turkmeense etniciteit wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024, wordt het beroep van eiser, een Iraakse vluchteling van Turkmeense etniciteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 26 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiser stelde dat hij problemen had ondervonden van de Islamitische Staat (IS) en dat hij vanwege zijn etniciteit in Irak gediscrimineerd werd. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar dat de gestelde problemen met IS ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond de verklaringen van eiser inconsistent en ongerijmd, en concludeerde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging had. Eiser voerde aan dat hij als Soenitische Turkmeen gediscrimineerd werd, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, evenals het terugkeerbesluit naar Irak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9731

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 17 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Ermek als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Eiser is van Turkmeense etniciteit en heeft tot en met zijn vertrek samen met zijn ouders en broers gewoond in de regio Kirkuk in Irak. Eiser is in juli 2023 uit Irak vertrokken en in augustus 2023 Nederland ingereisd. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij voor zijn werk als professioneel voetballer met de taxi naar het stadion reisde om een wedstrijd te spelen en onderweg tegengehouden werd door een man die bij IS (Islamic State, Daesh) is aangesloten. Deze man dwong eiser om de namen van zijn teamgenoten en zijn trainer binnen een week aan hem door te geven, anders zouden ze eiser gaan zoeken en vermoorden. Eiser is hierop naar huis gegaan en heeft enkele dagen later Irak ontvlucht.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met IS.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser is geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft de gestelde problemen met IS ongeloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat verweerder de verklaringen van eiser op meerdere punten ongerijmd en wisselend van aard heeft geacht.
3.3
Zo heeft verweerder tegengeworpen dat het ongerijmd is dat de taxi gestopt is en dat eiser uitgestapt is langs de weg naar Dibis om de IS-er te woord te staan. Dit terwijl eiser wist dat het langs die weg gevaarlijk is. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat het ongerijmd is dat de IS-man een dergelijke list van een auto tegenhouden heeft opgezet, omdat bij negatieve belangstelling voor eiser en bekendheid met zijn adres het voor de IS-er makkelijker was geweest om hem thuis of op de voetbalclub zelf op te zoeken. Niet valt in te zien waarom de IS-er wist dat eiser in deze taxi zou zitten en zo dit al geweten was, mocht de IS-er er niet van uitgaan dat de taxi zou stoppen, omdat eiser onderweg was naar een voetbaltraining en de taxi zou worden tegengehouden in gebied waarvan bekend is dat het onveilig is. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat niet valt in te zien wat het doel van IS met de namen van eiser zijn voetbalteam is geweest, nu deze namen ook online op te zoeken zijn. Daarbij is het ongerijmd dat eiser een week kreeg om deze namen door te geven. Tot slot heeft verweerder tegengeworpen dat eiser wisselend verklaard heeft over de exacte datum van zijn vertrek uit Irak en dat het ongerijmd is dat zijn familie na het vertrek van eiser uit Irak niets meer gehoord heeft van IS en dat geen gevolgen zijn verbonden aan het niet verstrekken van de namen van zijn teamgenoten, dit terwijl eiser verklaard heeft dat IS zijn afspraken altijd nakomt en hun daden altijd uitvoeren.
3.4
Omdat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij vanwege zijn geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag heeft of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] loopt, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Met deze afwijzing is ook een terugkeerbesluit, gericht op vertrek naar Irak, met een vertrektermijn van vier weken aan eiser opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Verweerder heeft miskend dat eiser in zijn asielrelaas ook heeft aangevoerd dat hij als Soenitische Turkmeen gediscrimineerd wordt in de regio waaruit hij afkomstig is. Verweerder heeft deze etnische discriminatie ten onrechte niet als relevant element van het asielrelaas aangemerkt. Eiser stelt daarbij dat uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat het bij de zienswijze aanvoeren van een ontbrekend relevant element nog voldoende tijdig is. Eiser stelt dat de discriminatie van Soenitsche Turkmenen een feit van algemene bekendheid is en verwijst hierbij ook naar de UNHCR Guidelines inzake Irak van januari 2024, waaruit volgt dat ‘leden van religieuze en etnische minderheidsgroepen die de strikte islamtische regels niet naleven’ mogelijk bescherming nodig hebben in Irak. Nu de Turkmenen de islamtische regels niet naleven zoals IS wenst, is aannemelijk dat eiser in negatieve belangstelling van IS staat en daardoor gediscrimineerd wordt vanwege het behoren tot een etnische minderheidsgroep.
4.2
Ten aanzien van de geloofwaardigheid van eisers gestelde problemen met IS heeft verweerder met het bestreden besluit miskend dat het in Irak gebruik is om mensen die in nood zijn langs de weg te helpen en dat hij daarom gestopt is om de IS-man te woord te staan. Nu eiser dit gebruik reeds in de zienswijze heeft toegelicht, valt volgens hem niet in te zien waarom dit in het bestreden besluit alsnog als ongerijmd is tegengeworpen.
4.3
Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat pas in de correcties en aanvullingen cruciale informatie is gegeven over het aantal mannen dat langs de weg stond en dat dit informatie betreft die door eiser reeds bij het gehoor al hadden moeten worden aangegeven. Daarbij heeft verweerder hier zelf onvoldoende op doorgevraagd, blijkens het verslag van het nader gehoor.
4.4
Daarbij heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen verklaring heeft voor de stelling dat de IS-mannen wisten dat eiser in de betreffende taxi zou zitten. Eiser heeft in de zienswijze namelijk toegelicht dat hij elke week, op dezelfde dag, rond hetzelfde tijdstip in de taxi zat om naar voetbaltraining te gaan.
4.5
Hoewel er een Facebookpagina van de voetbalclub van eiser is met foto’s van zijn teamgenoten en trainers, miskent verweerder met bestreden besluit dat eiser een beroemdheid is onder voetballers in Irak, dat eiser – anders dan zijn teamgenoten – bij meerdere clubs in Irak gespeeld heeft en dat eiser daarom meer naamsbekendheid heeft en om die reden meer in de negatieve belangstelling staat van IS.
4.6
Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser wisselend verklaard heeft over de precieze datum waarop hij Irak verlaten heeft via de grensovergang. Verweerder houdt er geen rekening mee dat het voor vluchtelingen lastig is om ingrijpende gebeurtenissen die in de nacht hebben plaatsgevonden te plaatsen in de tijd. Ook heeft verweerder geen rekening gehouden met het feit dat eiser maar tot de derde klas van de middelbare school onderwijs heeft genoten en alleen simpele dingen kan lezen/schrijven. Met deze persoonlijke omstandigheden heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en verweerder heeft aan de wisselende verklaringen op dit punt ook teveel waarde toegekend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Discriminatie vanwege Turkmeense etniciteit
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Irak vanwege zijn Turkmeense etniciteit.
6.1
Ten eerste stelt de rechtbank vast dat eiser in de gehoren desgevraagd geantwoord heeft dat hij geen problemen heeft ondervonden vanwege zijn etnische afkomst en dat dergelijke problemen ook niet uit de andere onderdelen van het asielrelaas van eiser in de gehoren zijn gebleken. Ook stelt de rechtbank vast dat naar aanleiding van de zienswijze de door eiser gestelde discriminatie als Turkmeen inhoudelijk beoordeeld is in het bestreden besluit. Niet valt daarom in te zien waarom eiser in zijn belangen is geschaad, doordat de gestelde discriminatie niet als relevant element van het asielrelaas is opgenomen in het voornemen. De beroepsgrond slaagt in zoverre dan ook niet.
6.2
De stelling van eiser dat de discriminatie van Turkmenen een feit van algemene bekendheid is en dat uit de UNHCR guidelines over Irak van januari 2024 volgt dat Turkmenen gevaar lopen, omdat IS hen ziet als een etnisch minderheidsgroep die de islamitische regels niet strikt naleven, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft zich in dit kader terecht op het standpunt gesteld dat met de verwijzing naar deze algemene bronnen - mede gelet op het eigen beleid [3] van verweerder - nog niet aannemelijk gemaakt is dat eiser vanwege discriminatie van Turkmenen in Irak zo ernstig in zijn bestaansmogelijkheden is beperkt dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied heeft kunnen functioneren. In dit kader mocht verweerder tegenwerpen dat uit het asielrelaas gebleken is dat eiser onder andere een opleiding heeft genoten en op contractbasis bij verschillende voetbalclubs op professioneel niveau heeft gevoetbald. De enkele stelling dat in Irak in zijn algemeenheid discriminatie van Turkmenen plaatsvindt, maakt daarbij nog niet dat daarmee vaststaat dat eiser hierdoor ook problemen heeft ondervonden. Nu eiser dergelijke problemen niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder zich gelet op al het voorgaande dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat van vluchtelingschap vanwege discriminatie op etniciteit geen sprake is.
Geloofwaardigheid van de problemen met IS
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiser gestelde problemen met IS niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft namelijk op goede gronden kunnen concluderen dat eiser zijn verklaringen zodanig ongerijmd, wisselend en onlogisch zijn dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen met IS.
7.1
Zo heeft verweerder mogen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat eiser langs de weg gestopt en uitgestapt is om de man die hem tegenhield te helpen, terwijl eiser ook verklaard heeft dat hij bewust was dat het langs die weg gevaarlijk is en dat daar ontvoeringen en moorden plaatsvinden. De stelling van eiser dat het in zijn cultuur gebruikelijk is om mensen te hulp te schieten mocht gelet op het voorgaande dan ook ongerijmd geacht worden door verweerder. Daarbij mocht ook aan eiser worden tegengeworpen dat hij wisselend verklaard heeft over het aantal mannen die hem tegenhield, nu dit een belangrijk detail betreft van het voorval die eiser ertoe geleid heeft om zijn land van herkomst te ontvluchten.
7.2
Ook heeft verweerder in dit kader aan eiser mogen tegenwerpen dat niet valt in te zien wat het motief van de IS mannen was om hem tegen te houden langs de weg, nu de namen van zijn teamgenoten ook algemeen bekend en (online) op te zoeken zijn. Dat eiser bij meerdere voetbalclubs in Irak gespeeld heeft en daardoor meer negatieve belangstelling van IS zou hebben dan zijn teamgenoten, maakt – wat daar ook van zij – nog niet inzichtelijk waarom eiser de keuze heeft gemaakt om langs de weg te stoppen om de IS mannen te hulp te schieten. Mede gelet op deze gestelde verhoogde negatieve aandacht voor de persoon van eiser mocht verweerder dan ook concluderen dat het ongerijmd is dat de IS mannen geen consequenties hebben verbonden aan het niet voldoen aan de opdracht tot het verstrekken van de namen, noch naar eiser, noch naar zijn familieleden.
7.3
Tot slot heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend verklaard over het moment dat hij Irak heeft verlaten, nu eiser niet alleen verschillende vertrekdata heeft genoemd, maar ook niet consistent verklaard heeft over de tijd tussen het incident langs de weg en de vertrekdatum. De stelling dat vluchtelingen in het algemeen slecht zijn in het onthouden van gebeurtenissen die in de nacht hebben plaatsgevonden en dat eiser enkel tot de derde klas van de middelbare school onderwijs heeft genoten doet – wat daar ook van zij – niet aan af, nu deze stellingen niet nader met stukken of (algemene) bronnen van wetenschappelijke kennis zijn onderbouwd. De gronden van eiser slagen niet.
Artikel 15c Kwalificatierichtlijn
8. Ter zitting heeft eiser een beroep gedaan op artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (afgekort: Kri) en gesteld dat eiser een verhoogd risico loopt om bij terugkeer naar Kirkuk, Irak slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Eiser is namelijk Turkmeen afkomstig uit Koerdisch gebied en vanwege zijn bekendheid als profvoetballer staat hij in de negatieve aandacht van IS. Eiser stelt dat verweerder deze individuele omstandigheden van eiser ten onrechte niet betrokken heeft in een beoordeling van de minder uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c Kri en verwijst daarbij naar een arrest [4] van het Hof van Justitie en een recente uitspraak [5] van de hoogste bestuursrechter. Ter nadere onderbouwing van zijn individuele 15c-risico heeft eiser ter zitting verwezen naar de UNHCR Guidelines over Irak van januari 2024 en de nota landenbeleid Irak van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 mei 2024, onder 4.2.
8.1
Niet in geschil tussen partijen is dat op dit moment van de meest uitzonderlijke situatie als bedoel in artikel 15c Kri in Kirkuk, Irak geen sprake is. Uit het door eiser aangehaalde arrest van het Hof van Justitie en uitspraak van de hoogste bestuursrechter volgt echter dat sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict als bedoeld in artikel 15c Kri, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dat is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en daarbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege individuele factoren een verhoogd risico loopt om bij terugkeer naar Kirkuk, Irak slachtoffer te worden van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.
Verweerder heeft zich hiertoe terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen individuele elementen heeft aangevoerd of aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat hij een verhoogd risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld loopt. De door eiser gestelde vrees vanwege zijn vermeende problemen met IS en de negatieve belangstelling die IS voor eiser zou hebben vanwege zijn bekendheid als Turkmeense profvoetballer zien op een vrees voor gericht geweld, en niet op een vrees vanwege willekeurig geweld en deze doen in dit verband dan ook niet ter zake. Het beroep op artikel 15c Kri slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum ziet u hierboven.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie het algemene beleid over gegronde vrees voor vervolging vanwege discriminatie als bedoeld in paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Arrest X en Y van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, zaaknummer C-125/22, meer specifiek paragraaf 48 en 49.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.