In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) en het verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Eiser heeft zijn aanvraag op 19 juli 2023 ingediend, welke door verweerder op 24 juli 2023 is ontvangen. De wettelijke beslistermijn bedraagt 90 dagen, maar deze is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 4 april 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2024. Eiser heeft gelijk gekregen in zijn beroep, en de rechtbank bevestigt dat de beslistermijn overschreden is, waardoor de minister nu verplicht is om een besluit te nemen.