In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken en heeft verzocht om aanhouding van beroepen tegen niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat dit de prikkel voor verweerder om voortvarend te beslissen wegneemt.
Eiser heeft zijn aanvraag op 29 november 2023 ingediend, welke op 30 november 2023 door verweerder is ontvangen. Verweerder had 90 dagen om te beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 16 juli 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd voor de beslissing.
De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2024.