Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de tijdelijke bescherming van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat zijn recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn 2001/55/EG eindigde op 4 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zelfstandig uit Nederland is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer heeft met hem. Hierdoor concludeert de rechtbank dat de eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gelet op de vaste jurisprudentie en de reactie van de gemachtigde van eiser, de eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.