In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareisasiel’ en voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Eiser heeft zijn aanvraag op 8 augustus 2023 ingediend, welke op 9 augustus 2023 door verweerder is ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft op 7 mei 2024, na het verstrijken van de beslistermijn, verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 2 oktober 2024.