ECLI:NL:RBDHA:2024:16226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor twee personen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist en legt een termijn van vier weken op voor het nemen van een besluit. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 maart 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 7 september 2023 een besluit moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 15 september 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 17 oktober 2023 is ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184.