Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende asielaanvragen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Ö. Saraç, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig een besluit was genomen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door verweerder op 2 juli 2024 was ontvangen, terwijl de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor voldeed het beroep niet aan de wettelijke vereisten voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep in deze situatie.
De rechtbank heeft in haar uitspraak ook de relevante wetgeving en procedures uiteengezet, waaronder de bepalingen omtrent de bestuurlijke dwangsom en de rechterlijke dwangsom. De rechtbank heeft benadrukt dat als een bestuursorgaan niet tijdig een besluit neemt, het een dwangsom verschuldigd is, maar dat deze regeling specifiek voor asielzaken is aangepast door de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. De rechtbank heeft de minister opgedragen om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen, met de waarschuwing dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom verschuldigd is. De uitspraak is zonder zitting gedaan en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.