ECLI:NL:RBDHA:2024:1617
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om opheffing inreisverbod in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 13 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om opheffing van een inreisverbod beoordeeld. Eiser had op 4 september 2023 verzocht om opheffing van het inreisverbod dat hem op 13 augustus 2014 was opgelegd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen in een besluit van 29 september 2023. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank constateert dat eiser sinds 27 februari 1986 in het bezit was van een vestigingsvergunning, die later is omgezet naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Deze verblijfsvergunning werd echter ingetrokken en er werd een inreisverbod opgelegd. Eiser heeft meerdere keren geprobeerd het inreisverbod op te heffen, maar zijn verzoeken zijn steeds afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag om opheffing van het inreisverbod terecht heeft gedaan, omdat er geen nieuwe of bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.