ECLI:NL:RBDHA:2024:16021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de mededeling van de minister van Asiel en Migratie dat eiser op 19 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals geregistreerd door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (MOB).
De gemachtigde van eiser heeft op 14 augustus 2024 laten weten dat hij geen contact meer heeft kunnen onderhouden met eiser sinds de MOB-melding. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere rechtspraak heeft benadrukt dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Echter, in dit geval is er geen recente informatie die erop wijst dat de gemachtigde nog contact heeft met eiser over de procedure.
Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier, en is openbaar uitgesproken.