ECLI:NL:RBDHA:2024:16021

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.22433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de mededeling van de minister van Asiel en Migratie dat eiser op 19 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals geregistreerd door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (MOB).

De gemachtigde van eiser heeft op 14 augustus 2024 laten weten dat hij geen contact meer heeft kunnen onderhouden met eiser sinds de MOB-melding. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere rechtspraak heeft benadrukt dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Echter, in dit geval is er geen recente informatie die erop wijst dat de gemachtigde nog contact heeft met eiser over de procedure.

Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B.G. Smouter),
en
de minister van Asiel en Migratie. [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag als ongegrond.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. De minister heeft in het bericht van 26 juni 2024 aan de rechtbank laten weten dat eiser op 19 juni 2024 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). De rechtbank heeft op 5 juli 2024 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser. De gemachtigde van eiser heeft op 14 augustus 2024 laten weten dat het hem niet is gelukt om eiser recent te bereiken en dat hij niet weet waar eiser momenteel verblijft.
4. De omstandigheid dat een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, kan betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 1 juli 2024 [3] echter overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Er mag vanuit gegaan worden dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure.
5. Gelet op bovengenoemde rechtspraak en het feit dat de gemachtigde heeft aangegeven dat hij na de MOB-melding geen contact meer onderhoudt met eiser over de procedure, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.