ECLI:NL:RBDHA:2024:1600
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met Guinee
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Guinese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf, welke door verweerder op 4 juli 2023 was afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 12 oktober 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding met Guinee had aangetoond. Eiseres was gehuwd met een referent in Nederland en had een dochter, maar de rechtbank vond dat de sociale binding met Guinee niet sterk genoeg was om een tijdige terugkeer te waarborgen. Eiseres was werkloos en had geen substantieel inkomen, wat ook bijdroeg aan de conclusie dat een tijdige terugkeer niet gewaarborgd was.
Eiseres voerde aan dat de belangen van haar minderjarige dochter niet voldoende waren meegewogen door verweerder. De rechtbank erkende dat de belangen van het kind een belangrijke overweging zijn, maar oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van zwaarwegende belangen die een visum zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit, ondanks een motiveringsgebrek, in stand kon blijven op basis van artikel 6:22 van de Awb. Eiseres kreeg haar proceskosten vergoed, maar het beroep werd ongegrond verklaard.