ECLI:NL:RBDHA:2024:1598
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak
Op 12 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, verblijvende in het Justitieel Complex, had de wraking aangevraagd van de rechters K.C.J. Vriend, E.C. Kole en M.T. Renckens, naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechtbank op onderzoekswensen in een strafzaak. Verzoeker stelde dat de rechtbank bij de afwijzing van zijn verzoeken blijk gaf van vooringenomenheid en dat de motivering van de beslissing niet anders kon worden verstaan dan als een onaanvaardbare oordeelsvorming.
De wrakingskamer oordeelde dat de beoordeling van onderzoekswensen een tussenbeslissing betreft, waarop de rechtbank in een later stadium kan terugkomen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve vrees van vooringenomenheid was en dat de motivering van de beslissing niet als blijk van partijdigheid kon worden opgevat. Het verzoek tot wraking werd als ongegrond beschouwd, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en het verzoek werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.