In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 22 juni 2023 ingediend, en verweerder heeft deze op 5 juli 2023 ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 4 januari 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd voor de beslissing. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 27 september 2024. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken.