In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 november 2023 zijn aanvraag heeft ingediend, welke op dezelfde dag door verweerder is ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, en eiser heeft verweerder op 15 mei 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep terecht is ingediend, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen, met een specifieke termijn van acht weken voor de beslissing. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 27 september 2024.