In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiseres, die een asielaanvraag heeft ingediend. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H.R. de Boer, heeft beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 april 2024 waarin was bepaald dat de minister binnen acht weken opnieuw moest beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat eiseres daarom in haar beroep kan worden ontvangen.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet eerst een ingebrekestelling hoefde te sturen, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 september 2024.