In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van 29 februari 2024, waarin werd bepaald dat verweerder binnen vier weken een besluit op de aanvraag van eiser moest nemen. Eiser stelt beroep in omdat verweerder dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken en verzoekt om aanhouding van beroepen tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat dit de prikkel voor verweerder om tijdig te beslissen wegneemt. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van twintig weken opgelegd vanwege de omstandigheden. Tevens wordt verweerder een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 4 september 2024. Een afschrift is verzonden aan partijen, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.