ECLI:NL:RBDHA:2024:15826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 23 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres, die mede namens haar minderjarige kinderen optrad, had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres tijdig in beroep was gegaan na een ingebrekestelling aan de verweerder. De rechtbank stelde vast dat de beslistermijn van de verweerder was overschreden en dat er aanleiding was om een langere termijn op te leggen voor het nemen van een besluit. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres had recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442, en de rechtbank veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken.