Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22717
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres heeft op 11 oktober 2023 haar aanvraag ingediend, waarop de minister binnen 90 dagen had moeten beslissen. De minister heeft echter de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de deadline voor een besluit op 9 april 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres op 30 mei 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd omdat er twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling op 25 april 2024.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, gezien de context van gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 30 september 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen.