ECLI:NL:RBDHA:2024:15776
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben, heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er in Zwitserland sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die een reëel risico op schending van mensenrechten met zich meebrengen. Eiser heeft verwezen naar een AIDA rapport en een artikel van De Tijd, maar de rechtbank concludeert dat deze documenten niet voldoende bewijs leveren voor de gestelde tekortkomingen. De rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat verweerder zich terecht op dit beginsel heeft beroepen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn medische situatie of andere omstandigheden zodanig zijn dat zijn overdracht aan Zwitserland onevenredig hard zou zijn.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De enkele vermelding van Frankrijk in plaats van Zwitserland in de beschikking wordt gezien als een kennelijke verschrijving. De beroepsgronden van eiser slagen niet, en daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.