ECLI:NL:RBDHA:2024:2203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op grond van de Dublinverordening de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Nederland een verzoek om terugname aan Zwitserland heeft gedaan en dit verzoek is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat er racisme en discriminatie heerst in Zwitserland, en dat hij daar niet de mogelijkheid heeft om te klagen over schendingen van zijn rechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris er in het algemeen vanuit mag gaan dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt, en dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet geldt.

De rechtbank wijst erop dat de informatie die eiser heeft overgelegd onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de Zwitserse autoriteiten niet adequaat omgaan met klachten van discriminatie. Eiser heeft ook niet overtuigend aangetoond dat hij in het verleden slecht behandeld is in Zwitserland, en daarom slaagt zijn beroep niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1364
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Zwitserland niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Racisme is namelijk een groot probleem in Zwitserland. Uit rapporten van Amnesty International2, the Working Group of Experts on People of African Descent3 en informatie van InfoMigrants4 en OMCT5 blijkt dat asielzoekers van Afrikaanse afkomst systematisch worden gediscrimineerd en slachtoffer worden van vernederingen en mishandelingen. Eiser zal in Zwitserland niet de mogelijkheid hebben om te klagen over eventuele schendingen en problemen. De staatssecretaris moet daarom nader onderzoek doen naar de situatie van Dublinclaimanten in Zwitserland.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen vanuit mag gaan dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mag.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder ten aanzien van Zwitserland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. De door eiser overgelegde informatie biedt daarvoor namelijk onvoldoende aanknopingspunten. Daaruit blijkt dat sprake is van discriminatie (met name van mensen met Afrikaanse afkomst) maar ook dat de Zwitserse autoriteiten de problemen waarmee mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland te maken hebben, hebben erkend en dat de autoriteiten actief stappen ondernemen om hun mensenrechten te garanderen. Verder blijkt uit de informatie van InfoMigrants dat de vertegenwoordiger van Zwitserland op 3 oktober 2022 bij de Verenigde Naties heeft aangegeven dat de problemen dringend moeten worden aangepakt en dat verschillende maatregelen worden genomen om discriminatie te bestrijden. Mocht eiser toch problemen ervaren in Zwitserland ten aanzien van discriminatie, dan kan hij daarover klagen bij de Zwitserse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De enkele stelling van eiser dat dit niet mogelijk is, is daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.

Artikel 17 van de Dublinverordening

8. Eiser voert aan dat hij in het gehoor uitgebreid verklaard over de slechte behandeling waaraan hij is blootgesteld tijdens zijn verblijf in Zwitserland. De staatssecretaris had daarin aanleiding moeten zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
9. De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft in het Dublingehoor niet verklaard over een slechte behandeling in Zwitserland, en heeft dit ook in beroep niet nader toegelicht. Reeds hierom slaagt de grond niet. De staatssecretaris hoefde dus geen toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
2 https://www.amnesty.org/en/latest/news/2021/05/switzerland-amnesty-international-sounds-the- alarm-and-urges-action-to-put-an-end-to-human-rights-violations-in-federal-asylum-centres/.
3 https://www.ohchr.org/en/documents/country-reports/ahrc5154add1-visit-switzerland-report- working-group-experts-people.
4 https://www.infomigrants.net/en/post/43817/switzerland-people-of-african-descent-face-systemic- racism-un-experts.
5 https://www.omct.org/en/resources/news/switzerland-racism-and-use-of-violence-against-migrants.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.