ECLI:NL:RBDHA:2024:2203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op grond van de Dublinverordening de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Nederland een verzoek om terugname aan Zwitserland heeft gedaan en dit verzoek is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat er racisme en discriminatie heerst in Zwitserland, en dat hij daar niet de mogelijkheid heeft om te klagen over schendingen van zijn rechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris er in het algemeen vanuit mag gaan dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt, en dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet geldt.
De rechtbank wijst erop dat de informatie die eiser heeft overgelegd onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de Zwitserse autoriteiten niet adequaat omgaan met klachten van discriminatie. Eiser heeft ook niet overtuigend aangetoond dat hij in het verleden slecht behandeld is in Zwitserland, en daarom slaagt zijn beroep niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.