In deze zaak heeft eiser op 10 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie op 14 mei 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 6 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. De wettelijke beslistermijn voor de minister is zes maanden na ontvangst van de aanvraag, maar deze termijn kan met negen maanden worden verlengd in geval van een grote instroom van aanvragen.
In deze zaak is de aanvraag op 10 december 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn zou eindigen op 10 juni 2024. De minister heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat rechtsgeldig is verklaard door de rechtbank in een eerdere uitspraak. Hierdoor is de ingebrekestelling van 14 mei 2024 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.