ECLI:NL:RBDHA:2024:15696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/670624/KG RK 2024/1131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

Op 30 september 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. Het verzoek was gericht tegen mr. C.F. Mewe, de rechter-commissaris die betrokken was bij de toetsing van de inverzekeringstelling van de verzoeker. De verzoeker stelde dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, omdat de rechter-commissaris over meer informatie beschikte dan de verdediging tijdens de toetsing van de inverzekeringstelling op 2 augustus 2024. De wrakingskamer oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris meer kennis had van de zaak dan de verdediging, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter-commissaris zich moet beperken tot de stukken in het toetsingsdossier en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de rechter-commissaris onpartijdig had gehandeld. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de drie rechters, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/59
zaak- /rekestnummer: C/09/670624 / KG RK 2024/1131
Beslissing van 30 september 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. J. Klein Molekamp,
strekkende tot de wraking van
mr. C.F. Mewe,
rechter-commissaris in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van voorgeleiding van 5 augustus 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 13 augustus 2024.
1.2.
Op 16 september 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenen:
- de raadsman van verzoeker, mr. J. Klein Molekamp, advocaat te Den Haag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris in de zaak met parketnummer 09/247591-24 tegen [verzoeker] als verdachte. Op 5 augustus 2024 is verzoeker aan de rechter-commissaris voorgeleid om te worden gehoord op de vordering tot inbewaringstelling.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor van 5 augustus 2024, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekers advocaat heeft voorafgaande aan verzoekers voorgeleiding aan de rechter-commissaris gevraagd zich te verschonen. Reden daarvoor was dat de rechter-commissaris ten tijde van de toetsing van de inverzekeringstelling op 2 augustus 2024 over meer informatie beschikte dan verzoekers advocaat omdat de rechter-commissaris meer wist dan in het proces-verbaal van toetsing stond. Daarmee was er bij de toetsing sprake van een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid en die werkt door tot het moment van de inbewaringstelling.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De rechter-commissaris heeft op 2 augustus 2024 de inverzekeringstelling van verzoeker getoetst aan de hand van het toetsingsdossier. Daaraan voorafgaand had op 31 juli 2024 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verzoeker. De rechter-commissaris had toestemming gegeven voor deze doorzoeking die onder (telefonisch) toezicht van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. De op die doorzoeking betrekking hebbende stukken waren echter nog niet toegevoegd aan het toetsingsdossier en op het moment van de toetsing van de inverzekeringstelling niet bekend bij verzoeker en zijn advocaat. Het wrakingsverzoek komt er in de kern op neer dat er aldus bij de toetsing van de inverzekeringstelling sprake was van een informatieachterstand van verzoeker ten opzichte van de rechter-commissaris. Daaruit volgt volgens verzoeker de objectieve vrees van vooringenomenheid bij de toetsing van de inverzekeringstelling en daarmee ook bij de toetsing van de vordering tot inbewaringstelling.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat deze samenloop van omstandigheden nog niet maakt dat er sprake is van concrete feiten waaruit zij een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kan afleiden. Daartoe acht zij van belang dat het dossier voor de toetsing van de inverzekeringstelling wordt samengesteld door de officier van justitie. Er kunnen verschillende, legitieme redenen zijn waarom dit toetsingsdossier niet de meest recente stand van het opsporingsonderzoek weergeeft, bijvoorbeeld omdat de officier van justitie heeft beslist om in het belang van het onderzoek bepaalde stukken nog niet toe te voegen of omdat bepaalde stukken nog niet zijn opgemaakt door de politie.
3.4.
Het kan aldus voorkomen dat, zoals ook thans is gebeurd, een rechter-commissaris uit andere hoofde over informatie beschikt die zich (nog) niet in het strafdossier (toetsingsdossier) bevindt, terwijl die informatie relevant zou kunnen zijn. Dit betekent echter niet dat alsdan sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Van een rechter-commissaris mag worden verwacht dat deze zich vanuit zijn/haar professionaliteit beperkt tot het toetsen aan de hand van de stukken die zich in het toetsingsdossier bevinden. De wrakingskamer heeft geen concrete aanwijzingen dat de rechter-commissaris bij de toetsing van de inverzekeringstelling van verzoeker gebruik heeft gemaakt van (de haar ambtshalve bekende) informatie over de doorzoeking. Dat het toetsingsdossier “mager” is, zoals gesteld door verzoeker, is daarvoor een onvoldoende onderbouwing.
3.5.
Het principiële betoog van verzoeker dat de enkele omstandigheid, dat de rechter-commissaris ten tijde van de toetsing van de inverzekeringstelling meer kennis had van de zaak dan de verdediging een bijzondere omstandigheid vormt die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid in het kader van de toetsing van de vordering tot inbewaringstelling, volgt de wrakingskamer gelet op het vorenstaande ook niet. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. J. Klein Molekamp;
• de rechter-commissaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, E.E. Schotte en D.E. Alink in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op
30 september 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.